De zon was ongemerkt opgekomen. Zoals altijd deed ik een wandeling door de stad. In de kunstgalerij hield ik even halt. Het portret van mijn moeder hing er nog steeds. Lea, heette het. Het was meer dan 40 jaar geleden dat ze voor me poseerde. Ik kende elk detail van haar. Het schilderij was te koop. Ze was een goede, lieve moeder voor mij geweest. Op de laatste dag van februari was het haar begrafenis.
Ik staarde door het glas, maar zag vooral herinneringen. Een discreet kuchje rukte me uit mijn dwalende gedachten. Naast me stond een netjes geklede man. Ik zag hem in de spiegeling van het raam. Hij gebruikte het glas om naar mij te kijken. Ik wendde me naar hem toe en mompelde een ‘goedemorgen’. ‘Dag meneer Verstraeten’ antwoordde hij meteen terug. Ik was verrast en keek hem aandachtig aan in de hoop hem te herkennen.
‘U kent me niet’, zei hij. Hij dook wat weg in de kraag van zijn jas en glimlachte alsof hij niet wist hoe hij verder moest. ‘Ik heb enkele maanden geleden met haar getelefoneerd’. Hij wees naar het portret van mijn moeder. Ik keek naar het schilderij en weer naar hem. ‘Ze belde me op, verontschuldigend, om te vragen of ze bij meneer Lanckman was terechtgekomen. Ze zocht Willem Lanckman. Dat is mijn vader.’
Weer keek ik naar mijn moeder, dwars door de weerspiegeling van het glas. Hoe kenden zij elkaar? Ik had nog nooit van die naam gehoord. ‘Ik zei haar dat mijn vader nog tot 10 maart in Zuid-Afrika verbleef, bij mijn zuster. Ze vertelde nu languit dat ze lang gezocht had, dat ze al vele nummers uit het telefoonboek had geprobeerd. Toen ik haar naam vroeg, zei ze er meteen bij dat ze jouw moeder was, de bekende schilder. Ze was zo blij dat mijn vader nog leefde...’
Waarom zocht mijn moeder in haar laatste dagen naar de vader van deze man? Heeft ze haar einde voelen naderen en hem nog iets willen zeggen? Het raadsel werd alsmaar groter. Het portret in de galerij leek me aan te kijken met een lichte twinkeling in de ogen.
‘Ik vroeg haar of ik een boodschap kon aannemen, maar dat wou ze niet. Ze zou in maart terugbellen. Een beetje verlegen vertelde ze erbij dat ze een grote boon had voor Willem, mijn vader. Ze wou hem graag nog eens horen.’ De man keek me afwachtend aan. Omdat ik geen enkel woord kon bedenken dat nu zou passen, zweeg ik maar.
‘U wist hier niets van?’ Ik schudde langzaam mijn hoofd. ‘Het maakte me nieuwsgierig’, ging de man verder. ‘Mijn ouders zijn getrouwd in 1960, maar mijn moeder is al in 1977 gestorven. Ik had zo graag aan uw moeder gevraagd of ze die boon voor mijn vader had voor 1960 of erna. Weet u daar iets van? Zou u het haar willen vragen?’ Weer schudde ik mijn hoofd. ‘Ze is vorige maand gestorven’, zei ik. De man knikte. We bleven onwennig tegenover elkaar staan. De stilte werd ongemakkelijk. ‘Dan ga ik maar’, zei hij en hij nam bij wijze van afscheid mijn arm even vast. ‘Goedemorgen nog’, mompelde hij toen hij zich omdraaide en wegstapte. Ik knikte naar zijn rug en voelde even aan mijn arm, daar waar hij zijn hand had gelegd. De vrouw die Lea heette, keek me ondeugend aan. Geen weerspiegeling kon haar tegenhouden. Ik dacht dat ik elk detail van haar kende. Met een knipoog nam ik afscheid van haar. De zoon van haar boon was de straat al uitgewandeld.
Inderdaad. Heel toevallig. :o)
BeantwoordenVerwijderenIntrigerend verhaal. Veel zal er verborgen blijven.
BeantwoordenVerwijderenWat betekent de uitdrukking: een grote boon? Die ken ik niet, net zo min als 'ze vertelde nu languit.' Is dat Vlaams of streektaal?
Een boon hebben voor iemand: een zwak hebben voor die persoon. 'Ze vertelde languit' is hier (Vlaanderen) heel normaal als je wil zeggen dat iemand nogal uitgebreid over iets praat...
BeantwoordenVerwijderen