dinsdag 27 juli 2010

Heb me lief...

Ik doe zo mijn best om niet op te vallen. Zo goed als ik kan, schik ik me naar mijn omgeving. Ik pas me zoveel mogelijk aan. Hoewel dat met mijn kleur niet altijd zo gemakkelijk is, hou ik toch vol. Ik mag er toch ook zijn? Ik neem maar een klein plekje in. Eigenlijk sta ik niemand in de weg. Mijn buurvrouw woont veel groter en luxueuzer dan ik. Zij heeft de ganse dag zon. Ik niet. De helft van de dag zit ik in haar schaduw. Maar ik klaag niet. Ik wil gewoon hier blijven. Het is hier goed. Als ik zo verder doe, dan kan ik hier oud worden, voor nageslacht zorgen, zorgen dat ik verder leef, hier op deze plek. Het is hier goed.

Af en toe krijg ik een kritische blik. Dan zie ik bedenkelijke blikken, zie ik soms handen die jeuken om me hier weg te halen. Maar gelukkig gebeurt het niet. Ik doe echt mijn best om netjes te zijn, ik zie er leuk uit en wil vooral niet opvallen. Voorlopig laten ze me gerust. Ik heb er goede hoop op dat dat zo gaat blijven.

Het kleine meisje dat hier dagelijks voorbij huppelt is heel lief voor me. Als het heel erg warm is, krijg ik van haar soms wat water. Dat is zo aardig. Ik kan echt wel zonder, hoor. Natuurlijk kan ik volledig voor mezelf zorgen. Maar ach, zo een klein meisje doet ook maar om goed te doen.

Een volledige maand ben ik hier nu. Ik voel me echt helemaal thuis. De omgeving heeft me aanvaard. Ik voel me helemaal opgenomen in het geheel. Alles lijkt goed te gaan. Ik ben tevreden. Maar de eigenaar is dat niet. Op een dag stond ze hier. Met haar handen, tot vuisten gebald, in haar zij. Ze schudde haar hoofd. Ze was duidelijk niet tevreden. Ik vreesde het ergste. Ze kwam op me af. Ik had gelijk: het ergste ging gebeuren. Ze bukte zich, greep me vast en trok me met één ruk uit de grond. Zonder nog om te kijken wierp ze me weg.

Madeliefjes horen nu eenmaal niet thuis in een strakke buxustuin...



woensdag 21 juli 2010

Ieder diertje zijn pleziertje

Het was een zware dag. Maar ik voelde me goed. Het is niet meer dan normaal dat ik dit deed. Alleen kon hij het niet. Na het werk reed ik onmiddellijk naar Davy. Ik heb eten gemaakt voor hem en hij vond het zelfs lekker... Daarna kuiste ik zijn huis en reed ik het gras af. Toen dat gedaan was, zijn we er aan begonnen. Het nieuwe bed en de nieuwe kasten werden ineen gezet.

Davy kan het niet alleen. Nog geen jaar geleden werd hij ontslagen uit het ziekenhuis. Een zwaar motorongeval. Het leek erop dat hij het niet zou halen. Davy is een vechter en hij vocht. Hard, heel hard. Hij haalde het. Maar hij is daar nu niet gelukkig mee. Ik ging hem ophalen uit het ziekenhuis. Hij liet me niet toe dat ik zijn rolstoel duwde. Hij zou alles zelf doen. Twee verlamde benen en één verlamde arm. Dan is het niet gemakkelijk om voor de eerste keer in een rolstoel te zitten. De koppigheid is het moeilijkst.

Het grootste stuk van de avond hadden we nodig om alles ineen te puzzelen. Davy delegeerde: eerst alles uitpakken en sorteren, dan stap voor stap het plannetje volgen. Het was een onoverzichtelijk gedoe in zijn woonkamer. Vanaf nu zou hij beneden slapen. Alles werd nu zo ingericht dat hij de dingen binnen handbereik had. De bovenverdieping was zorg voor later. De eerste kast stond er al na een uur. Ik was fier op mezelf. Dit had ik nooit eerder gedaan. Maar voor Davy deed ik dat graag. We hadden veel plezier en dat deed deugd. Hij zei dat hij graag een huisdier wou houden. Dat zou hem wat afleiding geven. Hij had al gemaild met iemand en verwachtte snel antwoord.

Eindelijk was alles klaar! Elke kast had zijn vaste plek gekregen. Het bed was opgemaakt. Hier en daar was er al iets in de kast gelegd, een kader teruggehangen, ... Het kreeg vorm. Davy zag dat het goed was. Ik ruimde het verpakkingsmateriaal op. Davy lachtte: misschien moet ik dat bijhouden om binnenkort een hok te maken voor mijn nieuw huisdier. Alles ging netjes gesorteerd mijn auto in. Als ik me haastte kon ik nog naar het containerpark. Daarna naar huis en een ontspannend bad. Dat leek me wel wat!

Middernacht. Het stof en werkzweet was van me afgespoeld. Ik zocht nog iets om te knabbelen. Waarom was ik niet moe? Klaarwakker was ik. Niets interessants op tv. Dan maar even de computer op. Even aanmelden op Facebook. Ha! Davy had hetzelfde gedaan. Maar wat was dat? ‘Ik zoek dringend nog wat planken en ander materiaal om een schuur te kunnen maken. Anders kan ik mijn dieren niet houden.’ schreef hij. Zou hij dan al antwoord gehad hebben? Welk dier wou hij eigenlijk houden? Verdorie! Ik zie hem weer alleen er aan beginnen en dan vloeken omdat het niet gaat zoals het vroeger ging. Weet je wat? Ik mail wat vrienden. We doen dat samen voor Davy.

Zaterdagmorgen om 10u00 stonden we voor zijn deur. Paul had zijn aanhangwagen vol met houten planken. In Eddy zijn koffer staken boormachines, schroefmachines en nog veel meer materiaal. Dat schuurtje zou vandaag klaar zijn. Davy zou de mooiste schuur van heel de wereld krijgen! Met slaapoogjes deed hij de deur open. Zijn mond viel open toen hij ons zag staan. Maar wij hadden geen tijd, het moest vooruit. Alles werd naar de tuin gesleept. Ik keek rond of ik een hond zag, of kippen, of dwerggeitjes of.... Tja, welk dier wou hij eigenlijk?

Davy maakte koffie. In de keuken stond een grote kooi met een prachtige papegaai. Davy keek er naar en dan weer naar mij. ‘Wat gebeurt hier?’ vroeg hij? ‘Davy? Waar wil je die schuur?’ vroeg Paul ondertussen. ‘Is 4 meter op 5 genoeg, Davy?’ vroeg Eddy. Davy schudde zijn hoofd. ‘Davy, Davy, Davy!’ krijste de papegaai. ‘Wat gebeurt er?’ vroeg hij nog eens. ‘Je wou toch een schuur? Je ging toch dieren houden?’ Davy zei niets en keek hoe Eddy en Paul aan het meten waren en druk gebaarden hoe groot de schuur zou worden. ‘Een schuur?’ zei hij, ‘Voor mijn papegaai?’ Ik begreep er ook niets meer van. ‘Je schreef dat gisteren toch op Facebook? Je had materiaal nodig voor een schuur en je had me zelf gezegd dat je een huisdier wou....’ Terwijl Paul en Eddy de eerste palen in de grond klopten, sloeg Davy met zijn goeie hand tegen zijn voorhoofd. ‘Die schuur bestaat niet echt’, zei hij. ‘Ken je Farmville dan niet op Facebook?’ Ik stond aan de grond genageld. Eddy kwam binnen om een pleister te vragen. Paul had op zijn duim geklopt. ‘Davy, Davy, Davy!’ krijste de papegaai...



dinsdag 13 juli 2010

Onbetaalbaar

Het was moeilijk. Ze hadden bijna zestig jaar in het huisje gewoond. Hun kinderen waren er geboren. Het leven was er vaak zwaar geweest, maar ook goed. Ze waren blij dat ze elkaar nog hadden. Maar nu, na de ongelukkige val van Juul, ging het niet meer. Juul herstelde niet zo goed van die gebroken heup en Wiske kon het alleen niet aan om hem te verzorgen.

Ze hadden een kamer in het rusthuis gekregen. Het was een mooie kamer. Een mooi uitzicht ook. Je kon over een stuk van het bos zien en daarachter waren de velden. Dat vonden ze fijn. Nu konden ze kijken hoe de boeren werkten. Ze moesten het zelf niet meer doen.De kamer was ruim, maar toch zouden ze moeten kiezen. Alleen het hoogst noodzakelijke konden ze meenemen. Hun meubels pasten er niet in. Wiske had het er moeilijk mee. Ze liet niet graag iets achter.

Nog twee dagen en dan zouden ze voor de laatste keer de deur van hun huisje dichtdoen. Het stond te koop. De kinderen woonden ver weg. Hun zoon was verhuisd naar Zuid-Afrika en zagen ze bijna nooit meer. Ze kregen al een mooi bod voor het huisje. Genoeg om de rest van hun dagen in het rusthuis te betalen. Dat het na de verkoop afgebroken zou worden om er een appartementsgebouw in de plaats te zetten, wisten ze niet.

De meeste dingen die niet meekonden naar het rusthuis waren verdeeld onder familieleden. De spulletjes die wel meegingen stonden in enkele dozen in de gang naast de kast. ‘Juul, de kast! We zijn de kast vergeten weg te doen!’ zei Wiske. Juul knikte, hij wist het wel. Hij vond het een erg mooie kast. Gekregen van zijn vader, die ze dan weer van zijn vader had gekregen. Juul had nog het liefst dat ze bleef staan waar ze stond. Maar dat kon niet. Het huis moest leeg. Wiske stak haar licht op en kreeg een goede tip. Als ze de kast nu eens verkochten aan een antiekhandelaar, dan kregen ze er misschien nog een mooi bedrag voor.

Wiske deed de deur open. Een meneer in een mooi maatpak stak zijn hand uit. “Goedemiddag, mevrouw, ik kom even kijken naar de kast”. Wiske knikte en liet hem, zonder iets te zeggen, binnen. Meneer Vandamme zag het meteen: de kast was een prachtexemplaar, echt antiek en ze zou veel kunnen opbrengen als hij ze wat opmaakte en verkocht. Hij liet het echter niet merken. “Ach, mevrouw! Deze kast is werkelijk van geen waarde. Dat krijgt u aan niemand verkocht.”

Wiske was ontgoocheld. “Het is nochtans een echt erfstuk”, zei ze. “We moeten er vanaf omdat we morgen naar het rusthuis gaan. We hadden gehoopt om er nog wat voor te krijgen.” Meneer Vandamme knikte. Hij begreep het. “Ik kan u hier echt niets voor geven, mevrouw. Maar weet u wat? Ik merk dat u en uw man niet meer zo goed te been zijn. Ik wil u wel verder helpen. Als u overmorgen het huis leeg wil hebben, steek ik graag een handje toe. Ik haal morgen de kast op en breng ze voor u naar het containerpark.” Ze knikte teleurgesteld. Er zat niets anders op. Meneer Vandamme beloofde dat hij de dag erna om 11u terug zou komen. Ze moesten zich geen zorgen maken.

Klokslag 11 uur stond meneer Vandamme aan de deur. Hij kon met moeite een grijns verbergen. Hij had al wat opzoekwerk gedaan en zag de kassa al rinkelen. Ongelooflijk toch, wat je mensen allemaal kon wijsmaken? Wiske deed de deur open, ze was erg vriendelijk en lachte. “Kom maar binnen, hoor!” zei ze. Meneer Vandamme stapte binnen. Waar was die kast naartoe? Ze stond niet meer op dezelfde plaats... “Ach meneer”, zei Wiske, “we vonden u zo behulpzaam. Juul stond er op om u te helpen. Het heeft hem enkele uren gekost. Maar hij vond dat dat het minste was wat hij kon doen. Natuurlijk heb ik ook geholpen. Er zijn al zo weinig goede mensen in de wereld, meneer. Als we elkaar kunnen helpen, is het leven zoveel gemakkelijker, vindt u niet?” Meneer Vandamme begreep er niets van. Waar was die verdomde kast? “Juul heeft de kast in stukken gezaagd, meneer. Dat zal voor u veel gemakkelijker zijn om in uw auto te krijgen en de container in te smijten!”