woensdag 22 mei 2013

IJdel


Ik ben ooit knap geweest. Mijn lange donkerblonde haren speelden met elk briesje. Regelmatig keek men achterom als ik voorbij wandelde. Mijn ogen waren van het helderste blauw, waarbij de eerste stralende lentehemel verbleekte. Een lichaam in harmonie. En ja, ik was me zeker wel bewust van mijn uitstraling. Dikwijls heb ik gedacht dat ik me gelukkig mocht prijzen, dat ik zo was, en niet anders. Als ik rond me keek, zag ik dat ik niet mocht klagen. En dat heb ik ook nooit gedaan. Tot nu.

’s Morgens denk ik terug aan die tijd. Ik sta voor de spiegel. Vroeger deed ik dat ook. Dat duurde toen niet langer dan vandaag, maar ik was wel meer tevreden. Er kon toen een glimlach af. Nu niet meer. Ik kijk naar mezelf. Diep vanbinnen zie ik nog steeds die jonge vrouw. Als ik door de verpakking kijk.

Mijn golvende haren ben ik kwijt. De eerste grijze haren worden voor het eerst verdoezeld door een kleurshampoo. En geef toe: er komt een leeftijd waarop je niet meer rondloopt met een lichtjes uitdagende haardos…

Mijn lichaam maakt zich klaar om te vechten tegen de zwaartekracht. Tot nu is er nog geen reden tot paniek, maar ik kijk angstvallig naar de komende tien jaar. Eén ding weet ik zeker: ik zal helpen vechten. Tot het bittere einde. Een beetje ijdelheid beschouw ik als een goede eigenschap.

De kleur van mijn ogen is ongewijzigd gebleven, maar het heldere is weg. De lichtjes zijn wat vervaagd. Mijn ogen hebben zoveel gezien. Soms te veel. Menig traan is er uit ontsnapt. Soms van blijdschap, maar al te vaak ook van onmacht, woede, verdriet… Die ogen heb ik ook af en toe dichtgedaan. Omdat ik het niet wou zien, of omdat het soms beter is, zowel voor jezelf als voor de ander. Die ogen wil ik nooit kwijt. Ze zijn mijn ziel.

Ik wil niet klagen, of toch niet te veel. Ik kijk nog steeds rond. Stiekem observeer ik vrouwen van mijn leeftijd. Er zitten er bij, waarbij ik helemaal vervaag, maar er zijn er ook veel waarvan ik zeker weet dat ik hen doe vervagen. Het is geen leedvermaak, nee, dat niet. Het is eerder een troost, een duwtje in de rug. Af en toe moet ik mezelf even oppeppen.

Foto’s van vroeger bekijk ik amper nog. Er zijn er veel. Maar er zijn er weinig waar ik op sta. Dat heb je als je zelf de fotograaf bent. Die sfeer van toen roept wat heimwee op. Niet zozeer naar dat lichaam, maar wel naar de avonturen, het ontdekken van nieuwe landen en culturen. In die tijd kon ik de wereld aan. En ik ging hem zelfs veranderen.

Het is niet zozeer de angst voor het verval, maar wel om het niet meer gezien te worden dat me bezig houdt. Ik wil geen grijze muis in de massa zijn. Ergens hoop ik dat er af en toe toch nog iemand zich eventjes omdraait als ik voorbij loop. Ik recht mijn schouders en glimlach naar mezelf in de spiegel. Ik zie heel even die ogen blinken. Wel jammer van de ‘bad hair day’…