woensdag 25 juli 2012

Taalknobbel


Men spreekt van één lot, en verschillende loten,
Maar ’t meervoud van pot is natuurlijk geen poten.
Zo zegt men ook altijd één vat en twee vaten,
Maar zult u ook zeggen één kat en twee katen?

Laatst ging ik vliegen, dus zeg ik vloog.
Maar zeg nou bij wiegen beslist niet: ik woog,
Want woog is nog altijd afkomstig van wegen,
Maar is dan ‘ik voog’ een vervoeging van vegen?

Wat hoort er bij ‘zoeken’? Jazeker, ik zocht,
En zegt u bij vloeken dus logisch: ik vlocht?
Welnee beste mensen, want vlocht komt van vlechten.
En toch is ik ‘hocht’ niet afkomstig van hechten.

En bij lopen hoort liep, maar bij kopen geen kiep.
En evenmin zegt men bij slopen ‘ik sliep’.
Want sliep moet u weten, dat komt weer van slapen.
Maar fout is natuurlijk ‘ik riep’ bij het rapen.

Want riep komt van roepen. Ik hoop dat u ’t weet
En dat u die kronkels beslist niet vergeet.
Dus kwam ik u roepen, dan zeg ik ‘ik riep’.
Nu denkt u van snoepen, dat wordt dan ‘ik sniep’?

Alweer mis m’n beste, maar u weet beslist,
Dat ried komt van raden, ik denk dat u ’t wist.
Komt bied dan van baden? Welnee, dat wordt bood.
En toch volgt na wieden beslist niet ‘ik wood’.

‘Ik gaf’ hoort bij geven, maar ‘ik laf’ niet bij leven.
Dat is bijna zo dom als ‘ik waf’ hoort bij weven.
Zo zegt men: wij drinken en hebben gedronken.
Maar echt niet: wij hinken en hebben gehonken.

’t Is moeilijk, maar weet u: van weten komt wist,
maar hoort bij vergeten nou logisch vergist?
Juist niet zult u zeggen, dat komt van vergissen.
En wat is nu goed? U moet zelf maar beslissen:

Hoort bij slaan nu ik sloeg, ik slig, of ik slond?
Want bij gaan hoort ik ging, niet ik goeg of ik gond.
En noemt u een mannetjesrat nu een rater?
Dat geldt toch alleen bij een kat en een kater.

(auteur onbekend)



woensdag 18 juli 2012

Het afscheid



Het afscheid


"Dag", 
zei ze
en lachte 
zijn traan weg.


"Dag,
ik zal
je nooit
meer zien."


"Dag",
knikte hij,
zijn schouders
ophalend.


"Dag",
dacht hij,
is het
enige.


"Dag",
het enige
dat hij ooit
van haar begreep.





dinsdag 3 juli 2012

De brug der zuchten


Niets kan een mens zoveel deugd doen als eens diep zuchten. Vrijwel meteen voel je je beter. Althans in mijn geval is dat toch zo. Ik betwijfel of dat ook zo was voor de stakkers die zuchtten, lang geleden, op de Ponte dei Sospiri in Italië.

Als zij de brug overstaken was er geen weg terug. Ze staken ze ook niet zomaar over. De brug leidde hen van het Dogepaleis in Venetië naar de gevangenis. Daar werden ze opgesloten in donkere kerkers. Door de raampjes van de brug zagen de gevangenen voor de laatste keer het daglicht. Je begrijpt wel dat daarmee een diepe zucht gepaard ging. Dat was ook zo voor Galileo Galilei en Casanova, hoewel die laatste er toch in slaagde om te ontsnappen.
Ooit, minder lang geleden, trok ik naar Italië, al liftend. Je kent dat wel: rugzak, jeansbroek en te weinig centen, maar vooral veel zin voor avontuur. Eerder toevallig kwam ik in Venetië uit en dat is niet evident: liften en Venetië gaan niet goed samen. Ik was er toch. Een beetje tegen mijn zin, want ik wou de natuur in trekken.
Toen ik op het San Marcoplein aankwam liet ik mijn rugzak op de grond glijden. Ik was, zoals de Engelsen het zo mooi zeggen ‘flabbergasted’. De sfeer die dat plein uitademende was intens. De geuren waren nieuw en verwarden me. De vliegende ratten, zoals ze de duiven hier noemden, ergerden me zelfs niet. Ik zocht een veel te duur terrasje op en genoot met volle teugen. Daar geraakte ik aan de praat met een jonge vrouw die al een tijdje in dat café werkte. Zij vertelde me van de Brug der Zuchten en ik vond het prachtig. Ik liet mijn rugzak daar achter en ging op verkenning uit.
Ik beklom de  Campanile, de klokkentoren op het San Marcoplein. Zo werkte ik toch een beetje mijn schuldgevoel weg voor mijn geplande bergwandelingen. Het zicht over Venetië en over de vijf koepels van de basiliek was prachtig. Ik zag zelfs San Giorgio Maggiore en besefte weer dat gondels vermoedelijk geen lifters zouden meenemen.
Ik genoot, ondanks de drukte van de stad en de vele toeristen. De Brug der Zuchten zou ik later wel doen. Ik wou eerst die rugzak ophalen. ‘Je weet maar nooit in het buitenland’, zei mijn moeder altijd.
Het ophalen van de rugzak duurde veel langer dan verwacht. Ik moest nog iets drinken, want Bianca had niet meteen tijd om mijn spullen uit de berging te halen. Ach, een wijntje dan maar. Bianca knipoogde naar me. Toen mijn glas leeg was, zette ze er nog eentje voor mijn neus. En nog eentje. Toen haar shift gedaan was, hebben we nog uren gepraat. Door de vele wijntjes was mijn Italiaans zo vloeiend als het water uit de Adriatische Zee. Toen ik het café verliet, was het al donker. De Brug spookte nog steeds in mijn hoofd en ik besloot er toch nog naar toe te wandelen.
Daar, toen ik onder die brug stond, zag ik een schim achter een raampje. Meteen daarna hoorde ik een diepe, droevige zucht. Waren het de wijntjes? Was het echt? Ik zou heel graag nog eens teruggaan om daar zekerheid over te hebben! En een wit wijntje met Bianca zou ik er graag bijnemen.