zaterdag 14 september 2013

Tantalus


Ze dwaalt rond in de kamers van haar huis. Iedere nacht gaat ze alle kamers in en weer uit. Ze komt in elke hoek en als ze de kamer verlaat, kijkt ze even meewarig over haar schouder. Dan stapt ze resoluut de volgende kamer in.

Ze houdt vol. Ze weet zeker dat ze iets mist. Op een nacht zal ze die ene kamer vinden. De kamer waarin ze tot rust zal komen. Daar waar haar gevoelens zich een weg zullen zoeken als een pril bergstroompje. Daar waar ze alles los kan laten, tot al het ijs van de gletsjer gesmolten is.

De onrust groeit. Nacht na nacht herhaalt ze dit ritueel. Maar die ene kamer blijft verborgen. In haar dromen opent ze elke keer weer die deur. Dan wordt ze bevrijd.

Deze nacht lukt het ook weer niet. Het zijn de vertrouwde kamers, niets meer. Hoe ze ook zoekt, de onrust blijft. Nacht na nacht.

Ze ziet hoe haar gletsjer steeds hoger en gladder wordt, ze voelt hoe smeltgraag het ijs is en hoe wankel ze zich er op begeeft.


Er ontluiken geen bergstroompjes. Het komt niet los. Die kamer blijft onvindbaar. De deur zit op slot. De nacht is lang.