woensdag 28 maart 2012

Elk huisje heeft zijn kruisje


Het hele land stond voor een raadsel. Niemand durfde er echt over te praten. Het was een beetje gek en geef toe: niemand praat graag over zijn achterwerk…

Toch zat daar het probleem. In de achterwerken. Er werd in gebeten. Soms hard, soms wat zachter, maar dat kan ook te maken hebben met de toestand en de strakheid van de vele verschillende billen.

Nu zal je wel willen weten wie er dan in die billen bijt? Tja, dat was nu net het probleem. Er was niemand te zien als het gebeurde. En er was nooit iemand in de buurt. Het gebeurde immers alleen maar op het toilet.

Stel je voor: je gaat nietsvermoedend een boodschap doen, zet je neer en dan voel je plots ‘knap!’ in je blote billen. Ik kan je verzekeren dat dat schrikken is. Niet dat ik het ooit meemaakte, dat niet, maar ik ging wel op onderzoek uit. Ik moest en zou te weten komen wie die tandafdrukken zette en natuurlijk ook waarom. Wat ik te weten kwam, was erg verrassend…

Toevallig was mijn buurman bij de zeer frequente slachtoffers. Ik hoorde hem geregeld een oerkreet uitstoten, zeker als hij zich weer eens tegoed had gedaan aan de lekkere pruimen van de boom in mijn tuin. Eigenlijk had ik geen medelijden met hem, hoor, maar het hele verhaal intrigeerde me wel. Ik kwam het te weten toen hij weer eens in de tuin aan het telefoneren was. Mijn buurman praat zo luid, dat hij waarschijnlijk zelfs geen telefoon nodig heeft. Zo kwam ik te weten dat er op het toilet telkens in zijn billen gebeten werd. Een week later stonden er gelijkaardige verhalen in de krant. Hier zat meer achter, maar wat?

Ik werkte voor de technische dienst van de gemeente. Dat maakte het wat gemakkelijker voor mijn onderzoek. Al snel bracht ik in kaart op welke plaatsen de bijtfrequentie het hoogst lag. Aangezien het altijd op het toilet gebeurde, leek het me logisch dat ik een onderzoek zou doen in de riolen die met de locaties overeenkwamen.

Eenmaal afgedaald in het grote rioolnetwerk, wist ik niet wat ik zag… Er zaten ratten, veel ratten. Maar dat is niet zo bijzonder. Een riool zonder ratten zou pas bijzonder zijn. De ratten hadden het erg druk, ze leken zeer georganiseerd. Ik zag een grote rat instructies geven, groepen ratten naar andere locaties sturen, aantekeningen maken en af en toe met een kleinere rat een kort praatje houden. Wat gebeurde hier? Langzaam ging ik dichterbij. Op de wand hing een groot bord, waarin de huizen boven het riool getekend waren. Sommige huizen hadden een groot, rood kruis. Andere huizen hadden een groen vinkje. Het huis van mijn buurman had een rood kruis, dat van mij was blijkbaar in orde.

Het duurde wel even voor ik het vertrouwen had gewonnen van de ratten, maar eenmaal dat ze doorhadden dat ik hen geen kwaad deed, stonden ze toe dat ik toekeek op hun werk. Dat was goed gepland. Bij elk gemarkeerd huis zat een bewaker. Die keek er op toe of een bewoner een toiletbezoek bracht. Hij waarschuwde vervolgens een bijtrat die vliegensvlug toesloeg. ‘Knap!’ in die billen. Afhankelijk van het humeur van de rat of de instructies van de hoofdrat was dat erg, pijnlijk of zelfs tot bloedens toe…

Maar nu weet je nog steeds niet waarom ze dat deden… Ik vertel het je even. Na een tijdje bracht de hoofdrat me in een zijgang van het riool. Daar stroomden ratten van over het hele land toe. Elk van hen had een gedumpt dier bij. Onvoorstelbaar wat mensen toch door het toilet durven te spoelen. Ik zag goudvisjes, slangen, een kleine krokodil, schildpadden, een bijna verdronken kanarie, een demente opa, dwergkonijntjes en pasgeboren kittens…

Jouw beeld van een rat is misschien niet zo goed, maar wat zij hier deden was pure liefdadigheid. Alles wat ongewenst was en daardoor meedogenloos werd doorgespoeld, werd onmiddellijk opgevangen. De eerste dringende zorgen werden toegediend en vervolgens werden al die stakkers met veel toewijding getroost en bemoederd. Als ze genoeg aangesterkt waren, als ze hun trauma na de nodige therapieën verwerkt hadden, of als ze –in het geval van de kittens- op eigen benen konden staan, gingen ze naar de volgende afdeling. Die regelde voor elk van hen een opvangmogelijkheid, een tweede leven. Alleen de opa zat er al een tijdje, maar daar werd hard aan gewerkt.

De ratten hadden een duidelijke visie: ongewensten kregen een herkansing, maar diegenen die harteloos een levend wezen door het toilet spoelden, werden daarvoor gestraft. Zonder medelijden. Net zoals de daders geen medelijden hadden. Ik kan je verzekeren dat ze er een fulltime job aan hadden. Er was zelfs een nachtploeg actief. Want deze ratten geloofden in een zekere vorm van continuïteit. Ze waren er rotsvast van overtuigd dat hun volharden er ooit voor zal zorgen dat het dumpen stopte.

En ik? Als ik kon, dan hielp ik af en toe. Als er nieuwe aansluitingen waren van woonwijken op het riool, dan gaf ik met plezier de plannen door. Of als ik op het werk iemand hoorde zeggen dat hij de goudvisjes die zoonlief op de kermis had gewonnen, had doorgespoeld, snorde ik maar al te graag die persoon zijn privéadres op.

En jij? Hoor jij soms ook iemand ‘auw!’ roepen vanuit het kleinste kamertje? Heb je in de sauna al eens iemand gezien met een klein litteken op één van de billen? Wel, je weet het nu. Maar vertel het niet verder. Ze doen nog steeds goed werk, die ratten…



woensdag 21 maart 2012

Soms




 Soms snoeren emoties mijn keel, 
verlammen ze mijn hand. 
Dan kan ik enkel staren naar het scherm, 
vol onmacht, verdriet en vragen. 

 Soms zijn mijn dingetjes zo relatief, 
zo bijkomstig. 
Soms kan stilte oorverdovend zijn, 
soms heb ik geen woorden.

  In memoriam: alle slachtoffers van Sierre


vrijdag 16 maart 2012

Ik zou willen


Ik zou willen dat je kinderbed een scanner was,
zo eentje die jou in je slaap helemaal scant en alles,
maar dan ook echt alles minuscuul opslaat.

Ik zou willen dat dit dan elke nacht gebeurde,
elke nacht opnieuw, zonder fout, zonder overslaan,
met een onvoorstelbare preciesheid.

Ik zou willen dat elk detail gezien werd,
het kleine sproetje net onder je knie,
het schrammetje dat je die dag opliep.

Ik zou willen dat je gedachten bewaard werden,
je karakter, je persoonlijkheid, je jij-zijn,
je ochtendhumeur en je slaaprituelen.

Ik zou willen dat dit me geruststelde,
dat dit ervoor zou zorgen dat ik zeker weet
dat ik je nooit, maar dan ook nooit zal moeten missen.

Ik zou willen dat, als het noodlot zou toeslaan
en jou zou wegrukken uit het leven,
dat ik maar op een knopje hoefde te duwen.

Ik zou willen dat die scanner je dan kon reproduceren,
precies zoals je bent, met alles er op en er aan,
zoals je de avond ervoor in je bed bent gegaan.

Ik zou willen dat ik hier niet over hoefde na te denken,
nooit de angst moest hebben dat ik jou kan verliezen,
nooit zou moeten wensen dat je bed een scanner was.

Ik zou willen… ach, ik wil niet veel,
maar wat ik wil is onmogelijk.
Wat ik wil is dat het me nooit overkomt.














woensdag 14 maart 2012

Probeert u het later nog eens


Vincent keek op de klok. Hij had nog tijd genoeg. Daphne zou om 20u00 komen. Geen reden om te stressen, alles was zorgvuldig voorbereid. Hij had een lekker recept gezien op één van de vele kookprogramma’s op TV. Via het internet had hij het recept geprint, boodschappen gedaan, alles nog eens overlopen. Hij was geen keukenchef, maar dit kon niet mislukken.

Met de grootste zorg sneed hij de groentjes,  voerde hij alle handelingen uit zoals hij ze gezien had op TV. Het was gemakkelijk. Het voordeel was dat de schotel zo dadelijk de oven in kon en dan had hij nog lekker veel tijd om zich klaar te maken.

Hij was zo blij dat Daphne eindelijk toegehapt had. Ze kwam bij hem thuis, ze zouden samen dineren. Vincent was van plan om er iets romantisch van te maken. Daphne had nog gezegd dat ze daarna misschien naar de bioscoop konden of zo, maar Vincent had andere plannen. Hij wou haar maar wat graag in bed krijgen. Daarvoor zou hij alles doen.

Tot nu toe zag het er goed uit: zijn gerechtje kon niet mislukken. Vincent dekte de tafel. Hij koos een stijlvol tafellaken en plaatste de borden en de glazen met de grootste zorgvuldigheid. Het moest perfect zijn. Zelfs de servetten plooide hij kunstig. Het internet is toch onmisbaar voor zulke dingen… Op de site waar hij dit alles gevonden had, stond er ook een mooie foto van een gedekte tafel. Er waren nonchalant rozenblaadjes op gestrooid. Vincent had rozen gekocht. Daphne zou dit geweldig vinden. Eén roos zette hij in een vaas, in het midden van de tafel. Neuriënd liet hij rozenblaadjes op de tafel dwarrelen.

Vijf minuten later stond Vincent voor de spiegel. Scheren, neus- en oorharen checken, tanden poetsen… Daarna nog even douchen en aftershave sprenkelen. Vincent bekeek zichzelf. Hij dacht dat het moeilijk zou zijn om hem te kunnen weerstaan. De hele wereld lag aan zijn voeten. Nu nog de juiste outfit kiezen. Dat was heel wat moeilijker. Jammer dat hij dat niet kon opzoeken op het internet. Het begon al bij het ondergoed: een slip of een boxershort? Moeilijk was dat. Zowat zijn hele kast haalde hij leeg. Maar uiteindelijk maakte hij zijn keuze. Niet te opvallend, stijlvol. Vincent keek op de klok. 19u was het. Hoog tijd om op te ruimen, het bed op te maken, schoenen aan te doen en het eten in de oven te schuiven.

Vincent was bijzonder tevreden. Alles verliep volgens plan. Hij zou straks Daphne veroveren. Eindelijk, na al die tijd! De tijd kroop nu en hij belde haar even op, zomaar, om te zeggen dat hij er naar uitkeek. Ze nam de telefoon niet op. Hij kreeg een boodschap te horen: ‘dit nummer is momenteel niet bereikbaar, probeert u het later nog eens’. Vincent legde zijn gsm aan de kant en inspecteerde nog eens het huis. Het zag er goed uit. Hij gluurde even in de oven, ook dat zag er goed uit.
Om 19u30 belde hij nog eens. Weer kreeg hij dezelfde boodschap. Vincent haalde zijn schouders op.

Om 20u00 zat Vincent op de rand van zijn stoel. Hij wachtte op Daphne. Ze kon elk moment hier zijn. Maar ze kwam maar niet. Het werd 20u10. Hij belde haar op. Geen antwoord. Hij wachtte nog wat. Het werd 20u20. Hij belde haar op. Geen antwoord. Hij wachtte nog wat. ‘Probeert u het later nog eens’, was alles wat hij hoorde. Dan sloeg de schrik hem om het hart: zou ze hem wat wijsgemaakt hebben? Was ze misschien nooit van plan geweest om te komen? De moed zonk hem in de schoenen. Ach, Daphne, hij had er zo naar uit gekeken.
Dan nam Vincent een besluit. Hij zou niet bij de pakken blijven zitten. Het was 20u30. Het eten was klaar, het rook heerlijk. Hij nam het uit de oven, schepte het op de borden en serveerde het. Een bord voor hem, een bord voor haar. Hij praatte tegen haar, vulde de glazen. Als Daphne niet kwam, dan zou hij wel even doen alsof ze er was. Hij zou zijn avond niet laten bederven.

Vincent zette zich neer op zijn stoel. Hij at zijn bord leeg en praatte tegen de lege stoel tegenover hem. Toen hij klaar was, stond hij op en ging op haar stoel zitten. Hij at haar bord ook leeg en complimenteerde zichzelf met het heerlijke diner. Daar zat hij dan. De borden waren leeg. Vincent liet zijn schouders zakken.

Er kwam een berichtje binnen op zijn gsm. Hij opende het en las: ‘Hey Vincent, mijn simkaart was geblokkeerd, nu terug bereikbaar. Ik wou je verwittigen dat ik wat later kom. 21u lukt wel. Ok? Heb reuzehonger. Tot zo! X’
Vincent keek op. Zijn blik ging over de tafel: de lege borden, de gebruikte servetten, de fles wijn die bijna leeg was… Hij keek naar de klok. Het was precies 21u00. Het zweet brak hem uit toen de bel ging. Daphne…




woensdag 7 maart 2012

Tanteke



De wind was boos. Ik hoorde hem deze nacht met krachtige vingers trekken aan de dakpannen. Bomen deed hij buigen. Hij moest zijn frustratie kwijt en alles wat hij tegenkwam werd slachtoffer van zijn woede. Zo ging het vorige keer ook. Toen was grootvader gestorven. Een paar maanden later ontstak de wind weer in een wervelende toorn. Dat was voor grootmoeder. Nu is het voor jou, tanteke. Ik weet het. De wind vertelt het me.

Gisteren was er telefoon. Er was geen hoop meer voor je. Op minder dan een jaar tijd kreeg kanker je er helemaal onder. Je vocht en vocht, tegen de moed der wanhoop in. Jouw strijd was een wervelwind, je opstand een tornado. De laatste keer dat ik je zag was je mooi, vrolijk, grappig, zoals altijd. Maar dat is al een tijdje geleden. Het ging niet goed met je de laatste maanden. Af en toe was er een sprankeltje hoop. Maar nu niet meer. ‘Palliatief’, zei de dokter. We knikten. Alsof we het begrepen, maar diep in ons hart verstonden we het niet. We wilden dit niet. Waarom kon die dokter niets anders zeggen?

Het was rustig, die avond, toen ik in bed kroop. Toch lag ik wakker. Herinneringen kwamen boven. En toen stak plots de wind op. Driftig en verbolgen. Ik slikte. Zo ging het steeds met mensen die me dierbaar zijn. Het was telkens de wind die het  aankondigde. Ik luisterde en hoorde hoe de rukwinden heviger werden, soms met agressieve pieken. ‘Ben je er nog, tanteke?’ vroeg ik. Het bleef even stil. De wind leek te gaan liggen. Tranen stroomden stilletjes over mijn wangen. Dan flakkerde het waaien weer op. Krachtiger dan tevoren. Nog bozer, met zijn sterke vingers rukte de wind aan jonge boompjes, rukte blaadjes van de takken. Ik slikte, kon mijn tranen niet stoppen. ‘Het ga je goed, tanteke, het ga je goed….’

Beneden rinkelde de telefoon. Ik knikte. Men hoefde mij het nieuws niet te melden via telefoon. Ik wist het al. De wind bleef de hele dag nog opstandig. Net als ik. Toen ik buitenkwam, deed ze mijn ogen nog meer tranen. Blaadjes waaiden op, vogels probeerden tegen de wind in te vliegen. Ik observeerde, huilde en boog mijn hoofd. ‘Het ga je goed, tanteke, het ga je goed…’