Iedereen kende Linda. Niet dat iemand al met
haar gepraat had, want daar had ze nooit tijd voor. Als je haar zag, liep ze
snel voorbij. Wie toch een praatje wou doen, kreeg te horen: ‘ik heb geen tijd,
ik moet nog even…’ Wat ze verder nog zei, kon je niet meer horen, want ze was
alweer weg.
Mensen keken haar na, ze schudden met hun hoofd
en begrepen haar gehaastheid niet. Ze hadden medelijden met Linda, die zichzelf
elk moment van de dag voorbij liep. Maar Linda haastte zich voort. Ze had geen
tijd om er bij stil te staan.
De bakker deed erg zijn best om er wat aan te
doen. Als Linda weer eens de winkel kwam binnengesneld, probeerde hij haar te
kalmeren. Hij treuzelde met opzet, stelde het vragen wat ze wou een beetje uit,
zodat ze het echt wel rustiger aan moest doen. Maar Linda had er geen oren
naar. Nog voor de bakker iets gevraagd had, had ze zelf haar klein bruin brood vast en lag het gepaste
geld al klaar. De bakker verpakte het brood, maar gaf het niet meteen. Hij zei:
‘Linda, je vergeet te leven! Doe het toch wat rustiger aan. Jaag je niet op. Het
lijkt wel een ziekte, jouw gehaastheid. Probeer nu toch eens te genieten…’
Maar Linda had geen tijd, ze griste het brood
uit zijn handen en mompelde: ‘Ik moet gaan, dan kan ik nog even…’ Maar ze was al
weg. De bakker bleef sprakeloos achter.
Linda stapte snel door de straat. In haar haast
zag ze de blikken van de voorbijgangers niet. Die keken haar vreemd aan, omdat
ze tegen zichzelf praatte. Ook dat deed ze gehaast. Met andere mensen praten, deed
ze nooit. Daar had ze geen tijd voor.
Tijdens haar drafje naar huis was ze al volop
aan het denken wat ze nog moest doen: ze moest nog eten maken, en wat zou ze
morgen nog van boodschappen moeten halen? Linda raasde maar door, aan een tempo
waar je ziek van werd.
Toen struikelde Linda over een losse boordsteen.
Ze stond snel weer recht, klopte haar kleren wat af en bekeek de schaafwonde op
haar knie. ‘Vlug, geen tijd voor. Ik moet nog even…’, dacht ze. Wat verderop stond
een kind. Het had een ijsje in zijn hand. Omdat het zo traag genoot, liep het
gesmolten ijs in dunne beekjes over het koekje en zijn hand. Linda bleef even
verontwaardigd staan. ‘Hoe kan je daar nu tijd voor hebben?’ dacht ze.
Op dat moment zei het kind: ‘Mevrouw, je moet
naar de dokter. Je knie bloedt.’ Linda keek naar haar knie en zag dat het kind
gelijk had. Maar naar de dokter? Nee, dat paste niet in haar planning. Als ze
nu wat voortmaakte, kon ze nog even…
Maar ’s avonds voelde Linda zich niet goed. Ze dacht
aan de woorden van de bakker: ‘Het lijkt wel een ziekte!’, had hij gezegd.
Linda zag het beeld van het kind weer voor zich, hoe traag hij het ijsje had
laten smelten zonder er zich druk in te maken. Linda woelde in haar bed. Ze wou
slapen want morgenvroeg wou ze nog vlug even… Het voelde niet goed. Linda besefte
dat het niet goed ging met haar.
’s Morgens maakte ze een afspraak met de dokter.
Ze zorgde dat ze de eerste patiënt was, want dan kon ze daarna nog vlug even…
De dokter luisterde naar Linda en observeerde
haar zenuwachtige handelingen en haar snelle, korte zinnen. Hij zag hoe ze
zelfs niet de tijd nam om regelmatig te ademen. Tijdens het gesprek had ze haar
portemonnee al klaar zodat ze geen tijd zou verliezen met betalen, want na deze
visite moest ze nog even…
De dokter keek naar Linda en stelde zijn
diagnose. Hij wachtte tot Linda uitgeraasd was, haalde diep adem en zei: ‘Linda,
ik weet wat er met je scheelt. Je bent heel erg ziek.’ Linda had geen tijd voor
praatjes en zei: ‘Zeg het maar vlug, dokter, want ik moet nu nog even…’
‘Wel, Linda, dat is nu net het probleem. Jouw ziekte
is dat je de ‘L’ niet gebruikt!’ Linda was uit haar lood geslagen. Wat was dat
nu voor een ziekte? Daar had ze nog nooit van gehoord. En weet je? Ze had er
ook geen tijd voor.
‘Wat bedoelt u, dokter? Zeg het me vlug, want ik
moet snel nog even…’
De dokter onderbrak haar abrupt.
‘Je doet het weer, Linda. Je vergeet de ‘L’.
Er is maar één remedie voor jouw ziekte, Linda. Je
moet heel precies doen wat ik je nu voorschrijf, anders gaat het grondig met je
mis.
De ‘L’ is heel belangrijk in jouw herstel. Je
moet altijd de ‘L’ voor ‘even’ zetten. Altijd. Wat je ook doet of denkt.’
Linda betaalde haastig. Ze knikte naar de
dokter, om te laten zien dat ze het begrepen had. Snel liep ze het kabinet uit. Ze mompelde in zichzelf: als ik nu voortmaak, dan kan ik nog even… Maar toen
besefte ze wat de dokter haar opgedragen had. Ze veranderde haar zin: als ik nu
voortmaak, dan kan ik nog ‘l’even…