woensdag 26 oktober 2011

Ghost writer

Floor trok voor de laatste keer de deur van het klaslokaal dicht. De schrijfcursus was afgelopen. Haar verhaal was goed ontvangen. Ze was tevreden. Haar bescheiden vermoeden dat ze schrijftalent had, was bevestigd door de lesgever. Op wolkjes liep ze naar huis. In haar hoofd zaten wel honderd verhalen, te popelen om op papier gezet te worden. Dat was nu precies wat ze ging doen. Schrijven. Alles wat in haar fantasie al een tijdje borrelde, zou ze opschrijven. Haar medestudenten hadden erop aangedrongen dat ze haar verhalen zou publiceren op een website. Dat was een goed idee. Samen hadden ze wat mogelijkheden overlopen. Het zou ‘Flogger’ worden. Dat was erg gebruiksvriendelijk en Floor vond het vooral leuk dat ze zelf de lay-out wat kon aanpassen.

Nog voor ze thuis was had ze al een naam gevonden voor haar webstekje: ‘Floors SchrijfFoor’. Klonk goed, vond ze. Thuisgekomen vloog haar jas en handtas over een stoel en zette ze haar laptop aan. Vijf minuten later was ze bezig aan een nieuw verhaal. Het ging goed. De woorden kwamen vanzelf. Zonder enige inspanning stroomden de zinnen als een vloedgolf op haar computerscherm. ’s Avonds had ze drie verhalen geschreven. Ze glimlachte omdat ze merkte dat ze helemaal vergeten was om te eten.

Ze dwong zichzelf om toch wat structuur in haar dagen te houden. Dat lukte. Ontbijt, middagmaal en avondeten kregen een vast uur. De uren daartussen vulde ze op met schrijven. Ze was gelukkig. Dit had ze altijd al willen doen. Aan haar eerste werkdag wou ze nog niet denken. Dat duurde nog wel even. Ondertussen schreef ze lustig voort. Ze schatte dat ze nu een vijftigtal verhalen had geschreven. Qua stijl waren ze erg gevarieerd: romantisch, melancholisch, spannend, … Ze probeerde elke stijl uit en was blij met die eindeloze inspiratie.

Op een morgen opende ze haar brievenbus en vond ze haar ontslagbrief. Haar vakantie werd onverwacht wel enorm verlengd. De economische crisis was de boosdoener, volgens de erg korte en saaie brief. Ze haalde haar schouders op. Ze zou het werk niet missen. Misschien was dit wel haar kans om eindelijk eens werk te zoeken dat ze graag deed. Of zou ze het lef hebben om met haar verhalen naar enkele uitgevers te stappen? Ze nam een tas koffie en schreef verder.

Het werd tijd om aan haar site te beginnen. Hoe zou ze dat aanpakken? Alle verhalen in één keer publiceren? Zou ze dat anoniem doen zodat alles wat mysterieus bleef of net heel open? Ze had nog heel wat vragen. De rest van de dag surfte ze alle mogelijke sites af om te zien hoe anderen dat deden. Aan het eind van de dag had ze haar besluit genomen. Ze zou elke week één verhaal publiceren. Aan dat tempo had ze genoeg leesvoer om meer dan een jaar te publiceren. Het handige was dat Flogger de mogelijkheid gaf om alles vooraf te programmeren.

Ze was een tijdje zoet met haar verhalen te knippen en te plakken. In haar agenda schreef ze op elke woensdag de titel van het verhaal dat zou gepubliceerd worden. Het gaf haar een gerust gevoel. Floor hoopte vurig dat ze lezers zou vinden. Maar daar had ze ook iets op gevonden: netwerksites kunnen wonderen doen!

Al vlug vond ‘Floors SchrijfFoor’ de weg naar gretige lezers. Haar site werd doorgegeven aan vrienden, kennissen, onbekenden. Voor ze het wist had ze een vast lezerspubliek, dat nieuwsgierig haar volgend verhaal afwachtte. Tussendoor schreef ze zich in voor een wedstrijd waarbij het beste verhaal zou winnen. De dagen kwamen en gingen. Floor schreef verder. Haar verhalen publiceerden zichzelf op een vast tijdstip.

Die avond had ze hoofdpijn. Stekende hoofdpijn. Het maakte haar misselijk en draaierig. Na een uur was de pijn niet te harden. Ze had geen idee wat ze ermee moest doen. Het leek wel alsof ze niet in staat was om er tegen te vechten. Dan gebeurde het. Een priemende pijn, alsof er met zelfzekere hand een dikke naald in haar schedel gestoken werd, trof haar. Ze viel op de grond. Het duurde niet lang. Een bloedklonter beëindigde haar leven. Plots, onverwacht. Het schijnsel van haar laptop scheen een diffuus licht op haar roerloze lichaam.

‘Floors SchrijfFoor’ groeide ondertussen verder en werd steeds succesvoller. Niemand van haar lezers kon vermoeden dat de auteur eenzaam, maar vooral dood, in haar appartementje lag. Er was in het echte leven niemand die haar miste. Haar vast publiek dacht regelmatig na over de persoon Floor. Hoe zou ze eruit zien? Waar zou ze wonen? Wisten zij veel dat een machine elke week haar verhaal op het wereldwijde web plaatste…

Een jaar later bleef het mailtje van de schrijfwedstrijd onbeantwoord. Ze had gewonnen. Haar verhaal zou gepubliceerd worden in een echt boek, bij een grote uitgeverij. Maar Floor antwoordde niet. Zelfs niet na de derde mail. Heel wat mails gingen rond: wie kent Floor? Wie kan haar bereiken? Haar fans kwamen in actie. Na een tijdje vonden ze iemand die wist waar ze woonde.

Met een grote bos bloemen in de hand, een mooi versierde omslag en een geoefende glimlach stond de vrouw voor Floors appartementje. Ze kreeg geen gehoor. Haar oog viel op de brievenbus, die uitpuilde van de brieven. Vreemd was dat! Ze nam er een brief uit. Die dateerde van een jaar geleden. Hier klopte iets niet… Ze belde de politie en legde het verhaal uit. Even later werd Floor gevonden. De vrouw ging geschokt naar huis. Wat nu? Hoe moest dit nu verder?

Het nieuws verspreidde zich als een lopend vuurtje. Mensen waren verward, ontdaan. De dood van iemand die ze niet echt kenden, had hen toch diep geraakt. Door haar verhalen leek het wel alsof Floor een echte vriendin was. Op haar profiel op Facebook werden berichtjes van medeleven geplaatst. Het werd een mini-altaar van medeleven. Op haar prikbord vond men nog een berichtje terug, dat ze een voorraad verhalen had tot 1 november 2011. Dat was vorige week…

Niemand wist hoe het kwam. Niemand begreep het. Ook na 1 november 2011 bleven de verhalen komen. Elke week opnieuw. In haar schrijfstijl. Met haar naam onder. ‘Floors SchrijfFoor’ ging voort. Eindeloos. 


woensdag 19 oktober 2011

Mobinet





Iedereen had het. Het leek wel of ik de enige was die nog niet overgeschakeld was op digitale tv. Nu had ik een nieuwe laptop en leek het me een goed idee om zo een hippe bundel aan te vragen. Je weet wel: telefoon, tv en internet en dat tegen een superprijs. Eén telefoontje was genoeg. Ik koos voor Mobinet. Dat was toch een grote naam en die leken me betrouwbaar. De vriendelijke dame aan de andere kant van de lijn maakte een afspraak. Volgende maandag zou er iemand langskomen en al het nodige doen zodat ik goedkoper, sneller en vooral hipper kon tv kijken, bellen en internetten. Ik keek er naar uit.

Maandag kwam de man langs. Het was een echte professional. Het duurde geen half uur of alles was in orde. Hij zapte vliegensvlug op tv, van de ene post naar de andere. Ik keek mijn ogen uit, want er waren blijkbaar wel wat leuke zenders bijgekomen. Hij vroeg of ik even de telefoon wou testen. Ik wist niet goed hoe ik dat moest doen. Moest ik iemand bellen? Nee, gewoon luisteren of er een kiestoon was. Ook mijn laptop werd opgezet. De startpagina opende razendsnel. Ik was erg gelukkig. De man vertrok. Ik zwaaide hem zelfs na.

De volgende dag zette ik mijn laptop op. Klaar voor een dagje surfen. Het leek me zalig, nu dat zo snel ging. Maar wat was dat? Vreemd? De startpagina opende niet. In de plaats daarvan zag ik een saaie, witte pagina, waar op stond: kan geen verbinding maken met het internet. Wat nu? Ik probeerde van alles: de laptop ging uit en terug op, ik zocht dat kleine knopje dat zo goed verstopt zit en controleerde of er bij ‘wireless’ wel ‘aan’ stond. Alles klopte. Maar toch was er geen internet.

Wat een domper! Op tafel zag ik het kaartje liggen van de man die gisteren alles installeerde. Er stond een telefoonnummer bij. Klantendienst: 0750/123123. Dat leek me een goed idee. Ik nam de telefoon. Vreemd, die werkte wel! Eerst nog even de tv checken. Die deed het ook. Alleen dat internet ging dus niet. Ik toetste de nummers in. Deze keer kreeg ik geen vriendelijke dame aan de lijn. De stem was wel van een dame, maar het was geen echte.

                            

 *Zucht!*

woensdag 12 oktober 2011

Net als ik


Dertig jaar was ik. Een gezonde, jonge man en gelukkig getrouwd. Mijn werk nam me volledig in beslag. Ik voelde me belangrijk. Mijn zoon werd geboren, op de normale manier, zoals dat meestal gaat. Op dat moment zat ik in een vliegtuig, op weg naar die belangrijke meeting met een belangrijke partner in verband met een belangrijk contract. Mijn vrouw vertelde me het goede nieuws, net nadat het contract ondertekend was. Het maakte me blij.

De ene zakenreis na de andere volgde. Ik leefde in hotelkamers en bracht het grootste deel van de dag door in vergaderzalen of in chique restaurants. Voor ik het wist kon mijn zoon praten. Af en toe belde mijn vrouw me op en dan hoorde ik zijn fijne stemmetje. Het ontroerde me. Hij zei dan soms: ‘papa, later als ik groot ben, word ik net als jou!’

Het leven ging voort. Altijd maar voort. Af en toe hield ik even halt, als mijn zoon me vroeg: ‘papa, wanneer kom je nog eens naar huis?’ Ik moest hem vaak het antwoord schuldig blijven. Meestal wist ik het zelf niet. ‘Als ik terug thuis ben, jongen, dan gaan we iets leuk doen’, zei ik dan. Ik wist dat hij tevreden knikte aan de andere kant van de lijn.

Hij werd tien jaar. Een grote jongen al. Het was één van de zeldzame momenten dat ik thuis was. Ik zat achter mijn computer en vloekte omdat ik het dossier niet afgerond kreeg en omdat de deadline te strak was. Hij stak zijn hoofd even binnen en zei zachtjes: ‘dank je voor de mooie voetbal, papa. Kom je even mee spelen?’ Ik keek hem over mijn schouder aan en zuchtte: ‘Vandaag kan ik echt niet, jongen, ik moet dit dossier afkrijgen.’ Hij ging weer weg, hij begreep het wel. Hij was fier op zijn papa, die zoveel bereikte. Hij zei tegen zijn mama: ‘als ik groot ben, word ik net als papa.’

De tijd vloog. Ik was thuis. Mijn leven was wat rustiger geworden. Mijn zoon kwam binnen. Hij zat nu op kot. In het weekend kwam hij naar huis. Ik bekeek hem en was verbaasd: hij was geen kleine jongen meer. Mijn zoon was nu een man. Ik was fier op hem en vroeg: ‘heb je even tijd om wat te babbelen?’ Hij keek me aan, schudde zijn hoofd en zei: ‘Hey papa, ik heb geen tijd. Mag ik de auto even lenen? Ik zie je later wel!’ En weg was hij. Ik bleef erg eenzaam achter.

Nu ben ik met pensioen. Mijn zoon woont hier niet meer. Daarnet belde ik hem op. Zomaar en ook omdat ik hem miste. Ik vroeg: ‘wanneer zie ik je nog eens? Het is zo lang geleden!’ Het bleef even stil. Toen zei hij: ‘Als ik tijd heb, papa, dan kom ik nog wel eens langs. Ik heb het zo druk met mijn nieuwe job. De tweeling heeft griep. Ik heb dus mijn handen vol. Fijn om je nog eens te horen, papa!’ Minutenlang bleef ik met de telefoon in mijn handen zitten.

De gelijkenis was treffend. Het raakte me tot diep in mijn hart. Mijn zoon had gelijk: hij is groot geworden. Hij is net als ik geworden. Net als ik.


woensdag 5 oktober 2011

Vier




Het was een heel zonnige dag, begin oktober. Zo zonnig dat we even een vakantiegevoel hadden. We maakten een lekker drankje, spreiden een deken open en lagen met z’n allen op een rijtje in het gras. Elk verdiept in een boek.

Het lezen en de warmte maakten me moe. Mijn ogen dwaalden af. Ze gleden over de rand van het boek, vervolgden hun weg over het deken en waagden een sprongetje in het gras. Een lieveheersbeestje kroop er, zwoegend tussen de te lange grassprieten. Ik bleef het volgen. Het was zo klein in deze tuin en ik probeerde de grootte van dit beestje te zien in verhouding tot de wereldbol waarop we leven...

Het lieveheersbeestje stopte. Het leek wel alsof het zo moest. Het was gestopt boven op een klavertje vier. Ik glimlachte. Dat was lang geleden! Er flitsten allerlei beelden door mijn hoofd, uit mijn kindertijd, hoe we uren (zo leek het wel) op onze buik in het gras lagen, op zoek naar dat ene klavertje vier. Als je grondig zocht, vond je er meestal geen. Je oog moest er gewoon op vallen. Net zoals nu. Hoewel ik nu een beetje hulp gekregen had van een lieveheersbeestje.

Ik keek even naar mijn kinderen. Zij waren nog steeds aan het lezen. Zij hadden geen beestje gezien, geen klavertje vier, geen grote wereldbol. Wat zouden ze doen als ze het zagen? Zouden ze het meteen plukken? Zouden ze ruzie maken over van wie het was? Ik had er geen idee van. Natuurlijk kon ik er ook voor kiezen om niets zeggen. Dit kleine moment gewoon voor mezelf bewaren. Maar dat deed ik niet.

‘Kijk’, zei ik. ‘Een klavertje vier!’ De boeken werden aan de kant gelegd. We zaten met ons drieën op onze knieën, van groot naar klein gebogen over dit klavertje. Voorzichtig werden de andere klavertjes rondom wat opzij geduwd. Het werd langs alle kanten uitvoerig bewonderd. De glimlach op mijn mond bleef waar ze was. Ik genoot.

‘We gaan het niet plukken, he, mama? Het mag blijven groeien!’ Ik was volledig akkoord. ‘Maar we gaan wel een wens doen’ hoorde ik nog. ‘Ja, dat is goed. We gaan allemaal een wens doen.’ Door mijn wimpers zag ik hoe mijn kinderen zeer ernstig hun ogen dichtknepen. Mijn dochters lippen prevelden onverstaanbare woorden. Het waren er veel. Het was een lange, grondige wens. Mijn zoon was vlugger klaar. Ik wenste wat alle moeders wensen, maar zoals de traditie dat wil kan ik het je niet uit de doeken doen. ‘Niets verklappen, hoor, anders komt je wens niet uit!’ zei de kleinste. We knikten samenzweerderig.  We hadden allemaal samen een geheim. Met elk een andere inhoud.

’s Avonds ruimden we op. We hadden goed gekeken waar het klavertje groeide. ‘Als papa thuiskomt, dan tonen we het hem, dan kan hij ook een wens doen’, zeiden ze. Zo ging het. Papa deed ook een wens, met een herkenbare glimlach op zijn mond.

Toen ik de kinderen in bed stopte, praatten we er nog even over na. ‘Komt mijn wens dan echt uit, mama? Hoe kan ik dat weten of dat echt is?’ Het zijn moeilijke vragen voor een moeder. Moet je hard zijn? Vertellen dat het onzin is? Bijgeloof? Ik vertelde honderduit over hoe een klavertje vier een symbool is voor geluk. Hoe mensen vroeger geloofden dat ze een klavertje vier bij zich moesten dragen om zich te beschermen tegen betoveringen van heksen. Zo konden ze heksen van gewone mensen onderscheiden en zouden ze onzichtbare feeën kunnen zien. En ook hoe meisjes een klavertje vier in hun rechterschoen staken, omdat ze dan dachten dat ze zouden trouwen met de eerste man die ze tegenkwamen, hoe elk blaadje een symbool op zich was voor hoop, liefde, vertrouwen en geluk en nog veel meer...

Ze luisterden geboeid. Af en toe werden er wenkbrauwen gefronst. Eén klavertje vier bracht heel wat teweeg. Het licht ging uit, hoogste tijd om te slapen. ‘Gaan we morgen nog eens kijken naar het klavertje, mama?’ Ja, dat zouden we zeker doen. Ik zag een glimlach op hun kleine gezichtjes.

Het was een drukke dag: werk en school. Maar het klavertje was niet vergeten. Boekentassen en jassen werden aan de keukendeur gedropt en de kinderen stonden klaar om de tuin in te vliegen. Toen hoorde ik een gil. ‘Mama! Papa heeft het gras afgereden.’ Het klonk als een misdaad. We gingen de tuin in, zochten de plek waar het klavertje stond. Daar stond het, in een cirkeltje met langer gras. Een cirkeltje met een diameter van 10 cm. Het gras was gemaaid. Maar dat ene cirkeltje met het klavertje mocht blijven. Ik glimlachte en dacht: ‘zie je wel dat het geluk brengt’. Mijn dochter bukte zich, stak haar vinger uit en liet er een lieveheersbeestje op kruipen...