woensdag 27 juli 2011

Evolutie




Vroeger:
‘Schat, ga je even naar de bakker voor een taart?’ Je man sprong de fiets op, reed de straat uit, smeet zijn fiets tegen de voorgevel, stapte binnen bij de bakker en zei: ‘Dag bakker, voor mij een taart graag!’- ‘Een aardbeientaart?’ - ‘Dat klinkt goed, doe maar.’ De taart werd ingepakt. Hij hield de doos vast aan de rode lintjes die er zorgvuldig rond geknoopt waren, zette zijn fiets terug op zijn  plaats en de taart werd aangesneden. Iedereen tevreden.
Nu:
Je komt van je werk, jaagt je op in de file want de naschoolse opvang sluit bijna en je bent vergeten om de digicorder in te stellen zodat je favoriete programma opgenomen wordt. Je dochter moet nog naar de tekenles en je zoon naar de logopedie. Als je thuiskomt zie je dat de poetsvrouw weer niet geweest is. Het lampje van het antwoordapparaat flikkert zenuwachtig.  Als je de iPad ziet liggen, zet je die alvast aan, je Facebook moet dringend eens nagekeken worden. Zoon staat al te vechten met een virtueel monster op de Wii. Je neemt je gsm en belt... ‘Schat, straks is er bezoek. Ik was dat helemaal vergeten door die deadline van dat dossier. Kan jij na het werk even bij de bakker passeren voor een taart?’ Je man stelt je gerust en zegt dat hij dat in orde zal brengen. Hij haalt de GPS boven en zoekt bij de POI’s de dichtstbijzijnde bakker op. Hij manoeuvreert feilloos bij het parkeren, dankzij het automatisch parkeersysteem van zijn SUV. Tot zijn grote ergernis ziet hij dat de bakker gesloten is. Hij duidt het volgend adres aan en vertrekt weer. Aan het rode licht twittert hij even: ‘bakker gesloten, op naar de volgende’. De volgende bakker is wel open.  Hij stapt binnen en zegt: ‘goeiedag, voor mij een taart alstublieft!’ ‘Wat voor een taart mag dat zijn, meneer?’ Daar had hij nog niet over nagedacht. Hij weet niets van taarten. Even zijn Smartphone opdiepen en naar zijn vrouw bellen. De bakker wacht geduldig tot het telefoontje gedaan is. ‘Doe maar een aardbeientaart, alsjeblieft.’ - ‘Een grote of een kleine, meneer?’ Hm, weer een moeilijke vraag. Toch maar weer eens bellen. Maar eerst die reply op zijn twitterberichtje lezen. Niets speciaals. Beetje flauwe reply en hij ziet ook dat zijn berichtje geretweet werd. Dan maar bellen: ‘Schat, een grote of een kleine taart? Een grote? Ok!’ De bakker maakt geen aanstalten om een taart te nemen. Hij kijkt een beetje geĆ«rgerd als hij stilletjes vraagt: ‘met of zonder slagroom?’

woensdag 20 juli 2011

Stank voor dank

We waren meer dan 20 jaar gelukkig getrouwd. Er ging geen dag voorbij zonder een knuffel of een kus. We hadden het goed samen. Ik had nooit gedacht dat het ooit zou eindigen. Het leek me zo evident dat we tot op het einde van onze dagen bij elkaar zouden blijven. In ieder geval had ik geen behoefte aan verandering. Voor mij was het goed zo. Het was een goed huwelijk. Standvastig.

Moest ik blij zijn toen hij zo eerlijk was om te bekennen dat hij verliefd was? Verliefd op een andere vrouw. Niet meer op mij. Ik kende ze zelfs. En ik haatte haar. Ze had mijn man afgenomen. Zomaar, zonder meer. Ik probeerde hem om te praten: het was maar een bevlieging, een dipje in onze relatie. Heel voorzichtig probeerde ik het woordje ‘midlife-crisis’ even. Maar het hielp niet. Hij was verliefd. Erg verliefd. Zij maakte hem helemaal gek. Ik herkende hem niet meer. Mijn man was weg. In de plaats was er nu een man met het uiterlijk van een veertiger, maar met de gedragingen van een jonge twintiger. Ik kon zijn nabijheid niet meer verdragen maar wou hem toch nog niet kwijt. Ik probeerde hem te tolereren, om te praten, terug te winnen. Het was een hopeloze strijd.

De papieren lagen op tafel. We zouden scheiden. Het was zo onwezenlijk. Ik wist dat hij niet gelukkig zou zijn met haar. Hij moest bij mij blijven. Hij had er geen oren naar. Zij nog minder. Ik wou niet in het huis blijven. Er hingen teveel herinneringen aan vast. Herinneringen aan onze mooie tijd samen. Hoe kon hij dat toch zo maar opzij zetten? Zij had de onbeschaamdheid om dezelfde dag in ons huis rond te lopen en kritiek te geven: ‘och schatje, hoe heb je het hier kunnen uithouden? Wat een lelijke meubels! Wat een oubollige inrichting! Laat mij maar doen en ik maak er een gezellige nestje van voor ons twee. Ooooooh, kijk nu toch wat een aartslelijke gordijnen, lieve help! Die doe ik er meteen af!’ Mijn bijna ex-man hield haar tegen. Ze moest nog even geduld hebben, zei hij.

Ik verhuisde, pakte de dingen die me lief waren in. Dat was niet erg veel. Ik wou opnieuw beginnen, zonder herinneringen. Het laatste werkje was het leegmaken van de diepvries. Daar staken nog drie zakken scampi’s  in. Zijn lievelingskostje. Maar ik zou ze niet meer maken, want ik heb nooit scampi’s gegeten. Het zweet brak me uit als ik me voorstelde hoe zij voor hem kookte, hoe zij voor hem scampi’s bereidde, hoe ze samen ..... Ik voelde zo een intense woede, wrok en haat dat ik de handdoek die ik vasthad boos wegsmeet. Ik huilde.
De handdoek was blijven hangen aan de gordijnroedes. Mijn mooie gordijnen, waarmee zij zo gelachen had, had ik al ingepakt. De zware, koperen roedes bleven hangen. Plots kreeg ik een ingeving... Ik nam een stoel en vees het uiteinde van de roede eraf. Die was helemaal hol. Perfect om diepgevroren scampi’s in op te bergen. Ik verdeelde de inhoud van de drie zakken over alle gordijnroedes in huis en vertrok. Zonder om te kijken.

Het liefdesnestje was kort daarna vlug heringericht. Maar na enkele weken begon het in huis zo te stinken dat het nieuwe koppel hulp inriep. Het hele huis werd onderzocht, maar er werd niets gevonden. Er zat niets anders op dan te verhuizen. Alles werd ingepakt. De man vees zorgvuldig de gordijnroedes van de muur. Die zou hij vast en zeker opnieuw kunnen gebruiken in hun nieuwe huis...

woensdag 13 juli 2011

Pareltjes (deel 6)

- breukenboom
- moord- zuidverbinding
- snotgracht
- zonneschrijn
- bokskabouter
- incontinentale vlucht
- pubertiteit
- kraakband
- keukennootjes
- pedihater
- fluisterhaar
- mooikoorts
- spijsverlering
- broltrap
- fruitslap
- knusjesman
- erfhoed
- spruitenwisser
- graspedaal
- aarsgas 



Wil je nog pareltjes? 

woensdag 6 juli 2011

Voor wie dit leest

Meer dan twintig jaar nu kom ik alleen thuis. Er is niemand die me begroet, niemand die vraagt hoe mijn dag geweest is. Ik maak voor mezelf eten klaar en kijk naar het journaal op tv. Daarna blader ik wat door de krant, waar nooit iets nieuws in staat en ik sluit mijn dag af met een boek. Elke dag gaat zo. Men zegt dat je er aan went, dat je het verlangen naar een gezel verliest. Dat is niet zo. Ik ben eenzaam. Ik hunker naar gezelschap, wat affectie en oprechte aandacht. Al meer dan twintig jaar is dat zo.

Vandaag zag ik in de krant een korte recensie van een roman. Die leek wel over mij te gaan: het leven van een eenzame vrouw van middelbare leeftijd. Op zoek naar liefde. Na het werk ging ik naar de bibliotheek. Het boek zat in de collectie, maar was uitgeleend. Ik reserveerde het boek en zou een mailtje krijgen als het terug binnengebracht werd. Nog eenzamer, zonder boek, ging ik naar huis.

Op kantoor keek ik elke middag mijn persoonlijke mail na. Het boek dat ik reserveerde,  was er al. ’s Avonds, om 19u30 nestelde ik me in de zetel, een tasje thee, een warm dekentje en het boek. Met gemengde gevoelens sloeg ik het open. Er dwarrelde een briefje uit.

‘Voor wie dit leest

Gedrukte letters laat ik U hier kijken,
maar met mijn warme mond kan ik niet spreken,
mijn hete hand uit dit papier niet steken;
wat kan ik doen? Ik kan U niet bereiken.
O, als ik troosten kon, dan kon ik wenen.
Kom, leg Uw hand op dit papier; mijn huid;
verzacht het vreemde door de druk verstenen
van het geschreven woord, of spreek het uit.

Menig verzen heb ik al geschreven,
ben menigen een vreemdeling gebleven
en wien ik griefde weet ik niets te geven:
liefde is het enige.

Ik werd er stil van. Van wie was dit? Was die persoon dit briefje vergeten? Voor wie was dit geschreven? Veel vragen gingen door me heen. Ik herlas de zinnen. Ik voelde me er zo door aangesproken dat het me duizelde. Het leek alsof het niet af was. Er ontbrak wat. Ik ging op zoek naar een pen en papier. Wikken en wegen was het, voor ik dit schreef:

Liefde is het meestal ook geweest
die mij het potlood in de hand bewoog
tot ik mij slapende vooroverboog
over de woorden die Gij wakkerleest.

Ik zou wel onder deze bladzij willen zijn
en door de letters heen van dit gedicht
kijken in uw lezende gezicht
en hunkeren naar het smelten van Uw pijn.’

Met een glimlach stak ik het briefje terug in het boek. Geen woord van de roman had ik gelezen. Met een hoofd vol stormachtige gedachten ging ik slapen.

De volgende middag kreeg ik weer een mailtje van de bib. Mijn boek was alweer gereserveerd. Ik mocht het nog een tijdje houden, maar bij deze was ik op de hoogte dat er iemand op wachtte. Nog dezelfde avond legde ik mijn hand op het briefje, stak het in het boek en bracht het boek naar de bibliotheek. Meteen daarna reserveerde ik het weer.

Het boek lag snel terug in mijn handen. Mijn hart klopte zo luid dat het weergalmde in de gang. Het briefje zat er nog in. Ik las:

Doe deze woorden niet vergeefs ontwaken,
zij kunnen zich hun naaktheid niet vergeven;
en laat Uw blik hun innigste niet raken
tenzij Gij door de liefde zijt gedreven.
Weer zette ik me aan tafel, ik knabbelde op mijn pen, koos mijn woorden en schreef.
Lees dit dan als een lang verwachte brief,
en wees gerust, en vrees niet de gedachte
dat U door deze woorden werd gekust:
Ik heb je zo lief. 

Ik ondertekende met mijn naam: Tineke. Hetzelfde scenario herhaalde zich. Ik stak het briefje terug in het boek, ging naar de bib en reserveerde het meteen weer. Twee dagen later ging ik het terug ophalen. Nog voor ik buiten stapte deed ik het boek open. Het briefje dat ik zo goed kende, dat ik wel duizend keer gelezen had, was weg. Ik voelde al mijn gevoelens als in een draaikolk aan me trekken. Teleurgesteld ging ik naar huis. Een tasje thee, een dekentje en het boek. Ach, het boek. Over wat ging het nu eigenlijk? Ik sloeg het open, las het eerste hoofdstuk en vond toen een ander briefje:

‘Voor wie dit leest. Bel me. 0747/479051. Ik wacht. Leo.’

Ik nam diep adem en legde het boek opzij. Heel langzaam tikte ik het telefoonnummer in en probeerde de wachttoon te horen, die overstemd werd door het wilde gedraaf van mijn hart...



(het gedicht ‘Voor wie dit leest’ is van Leo Vroman)