Vaak krijg ik te horen dat ik
een ruime woordenschat heb. Dat komt omdat ik verslingerd ben aan taal. Nieuwe woorden
spreken me aan en prikkelen me. Als kind had ik dat al. Ik zie mezelf nog
zitten in de grote, lederen club in de woonkamer. Het was een zalig plekje,
naast de open haard, die in natuursteen een extra dimensie aan het huis gaf. Achter
me was een kamerbreed boekenrek, van de vloer tot aan het plafond. Mijn vader
had dat eigenhandig gemaakt. Mijn moeder had het gevuld. Er stond een
muziekinstallatie in, maar alle andere vulling bestond uit boeken, boeken en
nog eens boeken. Aan mijn rechterkant was een groot raam, waardoor het altijd
aangenaam lezen was.
Ik ontdekte er Kipling, Yeats,
de zussen Brönte, Hemingway, Shakespeare, Nabokov, Twain, Chaucer, Tagore,
Kirkland, maar ook Herman De Coninck, Clem Schouwenaars en nog vele anderen. Ik
was nog veel te jong voor dit soort literatuur, maar ik werd er zo door
aangezogen dat er geen dag voorbij ging of één van de boeken ging door mijn
handen. Ik hield van die harde kaften, het mooie papier, al die letters die
woorden vormden en vervolgens zinnen om dan pardoes een heel verhaal te
vertellen. Het was een fascinerende tijd.
Toen ik op een dag thuiskwam
van school en mijn favoriete plekje wou induiken, stonden er drie dozen in de
weg. Mijn moeder glimlachte naar me. ‘Kom eens kijken’, zei ze. Nieuwsgierig
wierp ik een blik in één van de dozen. Erg groot was mijn verbazing niet, toen
ik zag dat er boeken inzaten. Het waren niet zomaar boeken. Het was een heuse
encyclopedie. ‘Winkler Prins’ stond er in gouden letters op de rug. De boeken
werden zorgvuldig in de bibliotheek gezet. Netjes volgens nummer. Het leken wel
soldaten, gekleed in het bordeaux. Het maakte een enorme indruk op me.
De andere boeken werden even
vergeten want met deze aanwinst ging de volledige wereld voor mij open. Eerst zocht
ik gericht dingen op. Dat begon eenvoudig. ‘Hond’, zocht ik en vervolgens las
ik gretig alle weetjes die Winkler Prins me over de hond wilde meedelen. Maar al
vlug breidde zich dat uit. Als ik op de radio of televisie een woord hoorde dat
ik niet kende, snelde ik naar de encyclopedie en zocht het op. In een later
stadium nam ik een willekeurig deel uit de rij en bladerde er in tot ik een
onderwerp tegenkwam dat me aansprak. Ik leerde veel. Het gebeurde vaak dat ik
een artikel las, daar weer een vreemd woord in vond en dat ging opzoeken. Uren was
ik er zoet mee.
Nu, in deze tijd, ben ik daar
nog steeds dankbaar voor. Het bezorgde me een goede algemene kennis, een
gezonde portie nieuwsgierigheid voor verschillende items en een flinke
woordenschat. Het gebeurt nog steeds dat ik een woord hoor en denk ‘hm, dat zou
ik eens moeten opzoeken’. De encyclopedie staat niet meer binnen mijn bereik. Ik
ben al vele jaren het ouderlijk nest ontvlogen, maar de reflex is er nog
steeds. En er is nu zoiets als een online naslagwerk.
Het woord dat je tegenwoordig
bijna dagelijks in het journaal hoort is ‘onthoofding’. Ik herinner me nog goed
dat ik dat in mijn doorbladersessies tegenkwam. Onthutst was ik, vooral door de
sprekende illustraties erbij.
‘Onthoofding
is het scheiden van iemands hoofd van de rest van het lichaam. Het is al sinds
de Oudheid een van de meest gebruikte methoden om de doodstraf ten uitvoer te
brengen.’, stond er letterlijk. Nu wist ik wel dat men in veel
vroegere tijden niet zo fijnbesnaard was en dat er nogal eens barbaarse
praktijken uitgevoerd werden. Maar toch…
En nu, in 2014, duikt het woord
weer op. Ik lees de definitie nog eens op Wikipedia en stel me de vraag of we
in de juiste eeuw leven. Woorden als ‘straf, volksvermaak, schavot, beul,
wreed, bijl, schandpaal, terechtstellen, pijn, barbaars’ schieten spontaan in
me op. Ik probeer het te begrijpen. Maar het lukt niet. Op het journaal wordt
er gewaarschuwd: niet voor gevoelige kijkers. Ik kijk dan ook bewust niet. En ik
ga zeker niet op zoek naar de volledige filmpjes. Het enige dat ik voel is een
enorme afkeer. Een zwaar wegend onbegrip. Hoe kan iemand zo een wrede daad
verrichten? En dat niet eenmaal, maar verschillende keren na elkaar? Doet die
persoon dat routineus? Ik vraag me ook af of deze man ’s avonds met een gerust
geweten zijn ogen kan sluiten en zonder te piekeren in slaap kan vallen. Ik kan
het me niet inbeelden. Ik zou maar al te graag eens in de ziel en het geweten
van deze man willen ronddwalen, op zoek naar een stukje medeleven, empathie,
menselijkheid. In de stiekeme hoop dat toch te vinden. Mijn geloof in de
mensheid krijgt een nog grotere barst…
Zelf ben ik niet tot doden in
staat. Hoewel ik eerlijk moet opbiechten dat er al eens een mug sneuvelt. Maar vraag
me niet om een ander levend wezen te doden, laat staan bewust pijn te doen. Als
andere kinderen vleugeltjes uittrokken bij een vlieg, draaide ik het hoofd weg.
Ik gruwelde ervan. Net zoals ik nu gruwel van het woord ‘onthoofding’. Het kan
er bij mij maar niet in. Het woord klinkt niet alleen alsof het uit een al lang
voorbij tijdperk komt, de betekenis ervan is dat ook.
Het lijkt wel alsof de klok
teruggedraaid wordt. De mensheid zit aan de top van zijn beschaving en gaat nu
terug in de tijd. Of niet? Het is wat kort door de bocht en ik weet dat ik het
niet mag veralgemenen. Het woord blijft door mijn hoofd spoken, net zoals de
foto’s die je dagelijks op allerlei media ziet verschijnen. Ik zucht. Een zucht
vol frustraties en onbegrip. Met een hoofd vol encyclopedieprenten en gedachten
naar de mensen die dit lot moeten ondergaan, sluit ik mijn laptop af. Het ding
is helemaal opgeladen. Gelukkig maar, want je weet nooit dat ze vandaag of
morgen de elektriciteit voor een paar uur gaan afsluiten…