maandag 15 september 2014

Onthoofding



Vaak krijg ik te horen dat ik een ruime woordenschat heb. Dat komt omdat ik verslingerd ben aan taal. Nieuwe woorden spreken me aan en prikkelen me. Als kind had ik dat al. Ik zie mezelf nog zitten in de grote, lederen club in de woonkamer. Het was een zalig plekje, naast de open haard, die in natuursteen een extra dimensie aan het huis gaf. Achter me was een kamerbreed boekenrek, van de vloer tot aan het plafond. Mijn vader had dat eigenhandig gemaakt. Mijn moeder had het gevuld. Er stond een muziekinstallatie in, maar alle andere vulling bestond uit boeken, boeken en nog eens boeken. Aan mijn rechterkant was een groot raam, waardoor het altijd aangenaam lezen was.

Ik ontdekte er Kipling, Yeats, de zussen Brönte, Hemingway, Shakespeare, Nabokov, Twain, Chaucer, Tagore, Kirkland, maar ook Herman De Coninck, Clem Schouwenaars en nog vele anderen. Ik was nog veel te jong voor dit soort literatuur, maar ik werd er zo door aangezogen dat er geen dag voorbij ging of één van de boeken ging door mijn handen. Ik hield van die harde kaften, het mooie papier, al die letters die woorden vormden en vervolgens zinnen om dan pardoes een heel verhaal te vertellen. Het was een fascinerende tijd.

Toen ik op een dag thuiskwam van school en mijn favoriete plekje wou induiken, stonden er drie dozen in de weg. Mijn moeder glimlachte naar me. ‘Kom eens kijken’, zei ze. Nieuwsgierig wierp ik een blik in één van de dozen. Erg groot was mijn verbazing niet, toen ik zag dat er boeken inzaten. Het waren niet zomaar boeken. Het was een heuse encyclopedie. ‘Winkler Prins’ stond er in gouden letters op de rug. De boeken werden zorgvuldig in de bibliotheek gezet. Netjes volgens nummer. Het leken wel soldaten, gekleed in het bordeaux. Het maakte een enorme indruk op me.

De andere boeken werden even vergeten want met deze aanwinst ging de volledige wereld voor mij open. Eerst zocht ik gericht dingen op. Dat begon eenvoudig. ‘Hond’, zocht ik en vervolgens las ik gretig alle weetjes die Winkler Prins me over de hond wilde meedelen. Maar al vlug breidde zich dat uit. Als ik op de radio of televisie een woord hoorde dat ik niet kende, snelde ik naar de encyclopedie en zocht het op. In een later stadium nam ik een willekeurig deel uit de rij en bladerde er in tot ik een onderwerp tegenkwam dat me aansprak. Ik leerde veel. Het gebeurde vaak dat ik een artikel las, daar weer een vreemd woord in vond en dat ging opzoeken. Uren was ik er zoet mee.

Nu, in deze tijd, ben ik daar nog steeds dankbaar voor. Het bezorgde me een goede algemene kennis, een gezonde portie nieuwsgierigheid voor verschillende items en een flinke woordenschat. Het gebeurt nog steeds dat ik een woord hoor en denk ‘hm, dat zou ik eens moeten opzoeken’. De encyclopedie staat niet meer binnen mijn bereik. Ik ben al vele jaren het ouderlijk nest ontvlogen, maar de reflex is er nog steeds. En er is nu zoiets als een online naslagwerk.

Het woord dat je tegenwoordig bijna dagelijks in het journaal hoort is ‘onthoofding’. Ik herinner me nog goed dat ik dat in mijn doorbladersessies tegenkwam. Onthutst was ik, vooral door de sprekende illustraties erbij.

Onthoofding is het scheiden van iemands hoofd van de rest van het lichaam. Het is al sinds de Oudheid een van de meest gebruikte methoden om de doodstraf ten uitvoer te brengen.’, stond er letterlijk. Nu wist ik wel dat men in veel vroegere tijden niet zo fijnbesnaard was en dat er nogal eens barbaarse praktijken uitgevoerd werden. Maar toch…

En nu, in 2014, duikt het woord weer op. Ik lees de definitie nog eens op Wikipedia en stel me de vraag of we in de juiste eeuw leven. Woorden als ‘straf, volksvermaak, schavot, beul, wreed, bijl, schandpaal, terechtstellen, pijn, barbaars’ schieten spontaan in me op. Ik probeer het te begrijpen. Maar het lukt niet. Op het journaal wordt er gewaarschuwd: niet voor gevoelige kijkers. Ik kijk dan ook bewust niet. En ik ga zeker niet op zoek naar de volledige filmpjes. Het enige dat ik voel is een enorme afkeer. Een zwaar wegend onbegrip. Hoe kan iemand zo een wrede daad verrichten? En dat niet eenmaal, maar verschillende keren na elkaar? Doet die persoon dat routineus? Ik vraag me ook af of deze man ’s avonds met een gerust geweten zijn ogen kan sluiten en zonder te piekeren in slaap kan vallen. Ik kan het me niet inbeelden. Ik zou maar al te graag eens in de ziel en het geweten van deze man willen ronddwalen, op zoek naar een stukje medeleven, empathie, menselijkheid. In de stiekeme hoop dat toch te vinden. Mijn geloof in de mensheid krijgt een nog grotere barst…

Zelf ben ik niet tot doden in staat. Hoewel ik eerlijk moet opbiechten dat er al eens een mug sneuvelt. Maar vraag me niet om een ander levend wezen te doden, laat staan bewust pijn te doen. Als andere kinderen vleugeltjes uittrokken bij een vlieg, draaide ik het hoofd weg. Ik gruwelde ervan. Net zoals ik nu gruwel van het woord ‘onthoofding’. Het kan er bij mij maar niet in. Het woord klinkt niet alleen alsof het uit een al lang voorbij tijdperk komt, de betekenis ervan is dat ook. 

Het lijkt wel alsof de klok teruggedraaid wordt. De mensheid zit aan de top van zijn beschaving en gaat nu terug in de tijd. Of niet? Het is wat kort door de bocht en ik weet dat ik het niet mag veralgemenen. Het woord blijft door mijn hoofd spoken, net zoals de foto’s die je dagelijks op allerlei media ziet verschijnen. Ik zucht. Een zucht vol frustraties en onbegrip. Met een hoofd vol encyclopedieprenten en gedachten naar de mensen die dit lot moeten ondergaan, sluit ik mijn laptop af. Het ding is helemaal opgeladen. Gelukkig maar, want je weet nooit dat ze vandaag of morgen de elektriciteit voor een paar uur gaan afsluiten…