woensdag 29 augustus 2012

Bittere vier

(Let op: dit is een vervolgverhaal, lees eerst de drie vorige)


Mijn handen rustten op de rand van het aanrecht. Ik had mijn keukenschort weer omgeknoopt. De emoties die door me heengingen kon ik zelfs niet omschrijven. Mijn blik stond op oneindig, starend naar het warme water dat zich mengde met het afwasmiddel in de spoelbak. Barts vraag of hij kon helpen met de vaat, had ik zelfs niet gehoord. Het gevoel dat overheerste was dat van het willen verdwijnen. Ik wou hier niet zijn. Deze situatie kon ik niet aan en dus ging ik ze liever uit de weg. Maar een vrouw die tijdens het diner op dit uur haar huis verlaat? Dat zou ik met geen enkel excuus kunnen verantwoorden… Het water stroomde ondertussen over de rand van de spoelbak.

Een arm gleed tussen mijn middel en mijn arm door. Een warme hand nestelde zich zachtjes op mijn buik. Een andere arm ging ook langs me heen en draaide de kraan toe. ‘Het eten was heerlijk’ hoorde ik vlak in mijn oor. De stem van mijn man. Ik knikte even, opgelucht. Mijn hoofd leek een reset te doen en ik kon weer denken. De twee mannen namen een vaatdoek en hielpen me, ondertussen keuvelend over het werk en de laatste zakenreis en de aan te raden hotels. Het leek wel of ze me vergeten waren.

Het werd weer een slapeloze nacht. Allerlei scenario’s rolden aan mijn ogen voorbij. Maar geen enkel was goed, geen enkel gaf me voldoening of de zekerheid dat het het juiste was. Wat doen andere vrouwen in zulke situaties? Vertellen ze alles aan hun beste vriendin? En als ze dat doen, biedt dat dan een oplossing? Het maakte me zo eenzaam, zo onzeker… Hoewel ik nog steeds vlinders voelde als ik aan Bart dacht, was er ook wat anders: ongenoegen, boosheid, frustratie. Hij was niet fair. Niet tegenover mij, maar zeker niet tegenover mijn man. Ik zuchtte eens diep, trok de deken onder mijn kin en kroop dicht tegen hem aan. Zijn arm gleed vanzelf over me heen en hij trok me wat dichter. Ik gaf me over aan de slaap.

De volgende ochtend kwam traag op gang. Ik moest niet naar het werk en had het huis voor me alleen. Het stond vast dat ik wat afleiding moest hebben vandaag. Na de was en het stofzuigen leek het wel of ik op de rand van een kloof balanceerde. De kloof tussen afleiding en piekeren. Toch voelde ik me sterk. Ik was vastberaden. Keuzes waren vroeger al gemaakt en ik hield me er aan. Kordaat trok ik mijn schoenen aan en stapte ik tot bij hem. Ik zou geen kop thee drinken, ik zou niet binnen gaan, ik zou kort en krachtig mijn mededeling doen.

Weer lag mijn vinger op de deurbel. Geen twijfels nu, pepte ik mezelf op. Ik voelde hoe hart en hoofd vochten. Wil je dit wel? Ben je wel zeker? Vlinders protesteerden in mijn buik. Ik hoorde de bel overgaan. Geen reactie. Zijn auto stond er nochtans. Ik belde nog een keer aan. Weer niets. Zou ik rond zijn huis stappen? Zou hij in de tuin zitten? Nog één keer zou ik proberen en dan was het wel goed geweest. Vreemd genoeg was ik bijna opgelucht… Daar ging mijn vastberadenheid, ze loste op als een verdwaald regendruppeltje op een veel te warme dag.

Nadat ik nog eens lang op de bel gedrukt had, ging de deur plots open. Bijna was ik omgekeerd en weggegaan. Het was uiteraard Bart die opendeed, zijn hemd hing half uit zijn broek, een knoopje teveel was losgeknoopt. ‘Ah, hallo’ zei hij. ‘Ik had je niet euh… verwacht.’ Dit had ik ook niet in mijn scenario’s opgenomen. Had ik hem wakker gemaakt? Wat nu?

‘Bart? Kom je?’ hoorde ik vanuit de woonkamer. Bart keek over zijn schouder om en terug naar mij. Er verscheen weer een zenuwachtig trekje om zijn mond. ‘Bart?’ hoorde ik nog eens. Een vrouw stapte uit de woonkamer. Ze trok snel haar truitje goed toen ze me zag staan en ze giechelde even. Mijn blik ging van hem naar haar en terug. Hij keek me enkel strak aan.

‘Ik kom een andere keer wel eens langs’ zei ik. Vlug draaide ik me om en snelde naar huis. 



woensdag 22 augustus 2012

Bittere drie

(lees eerst 'Bittere thee' en 'Bittere twee' voor je dit leest)


Het was bijna 18u00 toen ik mijn handen aan mijn keukenschort veegde. Ik overschouwde het resultaat van mijn uren in de keuken. Het zag er heel goed uit maar onmiddellijk bekroop mij ook een mierennest van twijfels: had ik niet overdreven? Het was een doordeweekse dag, niets speciaals en ik had een diner bereid dat menig kerstmaal met gemak zou overtreffen… Zouden ze zich hier geen vragen over stellen, zowel Bart als mijn man? Ja, ik wist het zeker, dit was er over. Dit had ik niet mogen doen. De klok tikte verder, over enkele minuten zou de bel gaan en zou Bart binnenstappen. Het was te laat om nog opnieuw te beginnen. Ik haalde mijn schouders op en probeerde mezelf gerust te stellen met het feit dat er niets mis is met een goede, verzorgde maaltijd.

Zoals gewoonlijk had Bart een dure fles wijn mee. Hij gaf ze me, samen met een zoen op mijn wang. Het deed me weer even zinderen. Tot mijn grote verbazing had mijn man een bosje bloemen mee. Dat deed hij anders nooit. Ik kreeg ook van hem een kus. Meteen daarna dook ik weer de keuken in. Helemaal verward.

De kinderen voelden zich geroepen als entertainers en trokken alle aandacht naar zich toe. Ik vond dat prima. Dat gaf mij wat meer ademruimte. Ik controleerde nog even de gedekte tafel, kruidde hier en daar het eten nog wat bij en deed dan mijn keukenschort uit. “Aan tafel!” zei ik. Iedereen ging zitten. Vol verwachting werd er uitgekeken naar wat er in de borden zou belanden. Maar ik keek een beetje ontzet naar de plaats die ze voor mij hadden vrijgehouden: net tegenover Bart. Ik probeerde nog te wisselen, maar ze hadden een goed argument. “Jij moet toch voortdurend opstaan om naar de keuken te gaan, dat plaatsje is het dichtste bij.” Daar kon ik niet tegen op. Ik schepte het voorgerecht uit en nam plaats.

Het was een leuke conversatie. De sfeer zat er goed in. Er werd veel gelachen. Ik probeerde mee te doen en te ontspannen, maar daar slaagde ik niet echt in. Gelukkig was er niemand die het merkte. Ik liep teveel af en aan naar de keuken, hoewel ik daar niet echt veel meer te doen had. Als ik kook, ben ik goed georganiseerd en alle gerechten waren klaar. Het gaf me gewoon wat afleiding. Zo recht tegenover Bart zitten en dan die beelden van mijn droom door mijn hoofd zien flitsen was net wat teveel.

Na het dessert, toen de kinderen in bed zaten, werd er nog een fles wijn opengedaan. Ik zette een kaasschotel op tafel. Kaarsjes brandden en gaven een mooie, warme gloed. Het was een avond om van te genieten en heel langzaam voelde ik me ontspannen. Dat kwam ook omdat Bart niet echt veel aandacht voor me had, maar gewoon ‘gewoon’ deed. Maar toen gebeurde het. Eerst was ik niet echt zeker en dacht ik dat het toeval was. De blik van Bart toen hij zijn voet weer tegen mijn been wreef, maakte me onmiddellijk overduidelijk dat het zeker geen toeval was. Ik onderdrukte de impuls om onder de tafel te duiken en me er van te vergewissen dat het wel degelijk zijn been was. Mijn man zat naast me, dus dat kon niet. En die blik, tja, die blik van Bart, die zei meer dan genoeg.

De rollercoaster trok zichzelf weer in gang. Mijn emoties botsten alle kanten op en hoewel ik dit scenario gedroomd had, besefte ik dat het niet kon. Ik mocht hier niet van genieten. Dit was niet helemaal in orde. Ik vermoed dat mijn benen aanvoelden als beton, zo verkrampte ik. Maar Bart ging onverstoorbaar door. Zachtjes en voorzichtig ging zijn voet langs mijn been. Steeds hoger klom hij, voelde de ronding van mijn knie. Ik hapte onhoorbaar naar adem.

Ik sprong op. Veel te bruusk. Het werd teveel. Ik was zo geschrokken van die hand die plots over mijn been gleed en zich tussen mijn gekruiste benen wou wringen. Het was mijn mans hand. Daar was niets mis mee, maar het leek wel alsof er een ballon in mijn hoofd stuk geprikt werd, heel onverwacht. Door die warme hand, sprong ik op en vluchtte de keuken in. “Wat is er, schat?” vroeg mijn man. Ik schraapte mijn keel en rommelde wat met de vaat. “Oh, niets hoor, ik dacht even dat ik het vuur had laten aanstaan.”

Bart verscheen in de keuken. “Zal ik even helpen met de vaat?” vroeg hij.




woensdag 15 augustus 2012

Bittere twee


Lees, voor je dit leest, eerst 'Bittere thee'.

Ik kon Bart niet uit mijn hoofd zetten, net zo min als dat zinnetje: ‘ik ben morgen ook alleen thuis’. Het hield me bezig, de hele tijd. Het zinnetje tolde en dolde in mijn hoofd en het botste tegen de wanden van mijn geweten. Het maakte putjes in de wanden ervan, maar die herstelden zich wonderwel snel. 

Mijn vinger lag weer op zijn deurbel. Deze keer twijfelde ik niet. Ik drukte vastbesloten op het knopje. De deur ging snel open, het leek wel alsof hij klaar stond en uit beleefdheid een paar seconden gewacht had, met zijn hand geklemd rond de deurknop. Ik zag een vlug, bevestigend knikje en zijn mondhoeken die zich zelfzeker krulden tot een glimlach. Nog voor de deur dicht was, kuste ik hem. Niet zomaar en vluchtig, neen, ik kuste hem hartstochtelijk. 

Hij trok me binnen en met een vlugge armbeweging smeet hij de deur dicht. Mijn kus werd zonder enige twijfel beantwoord. Ik voelde zijn vingers vastberaden op verkenning uitgaan. Mijn handtas gleed op de grond. Het was goed zo. Al kussend belandden we in de grote, ruime zetel. De poes sprong blazend weg. Voor haar was het duidelijk dat het dutje er op zat.

'Eindelijk', zei hij. Hij woelde door mijn haar en fluisterde nog eens in mijn oor: 'Eindelijk!' Ik liet me volledig gaan en genoot intens. Zijn aanrakingen deden mijn huid tintelen. Voorzichtig knoopte hij mijn blouse los. Mijn lichaam trilde en zinderde. Ik vermoedde dat mijn hartslag hoorbaar was tot bij de buren. Hij keek me even vragend aan, maar één blik van mij was genoeg om hem gerust te stellen. Ja, dit was wat ik wou, doe nu alsjeblief verder...

De bel deed ons beiden opschrikken. Het geluid was verschrikkelijk en doorkliefde de woonkamer. We voelden ons alle twee betrapt. Weer duwde er iemand op die bel. Het was blijkbaar dringend. Ik fatsoeneerde mijn haar en begon met het dichtknopen van mijn blouse. Bart deed een poging om het te negeren en ging wat trager, maar koppig door met me te kussen. Toen die rotbel plots non-stop afging was het ook voor hem genoeg geweest. Duidelijk geïrriteerd stond hij op en stapte met grote, brute passen naar de deur. Zijn hemd hing nonchalant uit zijn broek. Nog steeds ging de bel. Ik keek rond, wat moest ik doen? Zou het mijn man zijn? Wat nu? Oh, als die bel nu maar eens ophield. Wat een rotherrie!

Hij trok aan mijn arm. Hij schudde me door elkaar. Ik was helemaal in de war. Wat gebeurde hier toch? Waarom werd ik zo door elkaar geschud? Laat me toch genieten… Dan voelde ik plots een kus op mijn voorhoofd. 

'Wakker worden, lieverd, je wekker gaat al een poosje af, maar je hoort hem blijkbaar niet. Het is tijd om op te staan!' Langzaam drong het tot me door. Ik zette de wekker met een venijnige tik af. Mijn man stapte net de slaapkamer uit. 'Vergeet je niet dat Bart komt eten vanavond? Ik heb hem uitgenodigd. Dat leek me wel gezellig. Tot vanavond!'



woensdag 8 augustus 2012

Bittere thee



Het was weer een fijne avond. We hadden goed gelachen, gegeten en gedronken en de kinderen waren ook braaf geweest. Zo ging het de laatste tijd wel meer. Mijn man en Bart hadden elkaar teruggevonden. Als kind waren het beste vrienden en sinds een tijdje was dat helemaal terug. En tussen ons klikte het ook heel goed. Bart was een toffe, rustige man. Ik had hem bijzonder graag.

Nu was de avond om. Morgen moesten we allemaal weer vroeg op: werk en school. We deden Bart uitgeleide tot aan de voordeur. Hij gaf me een kus en keek me toen doordringend in de ogen. Hij zoog me letterlijk vast met zijn blik. Ik was helemaal in de war. Wat gebeurde er hier? Heel vluchtig greep hij mijn arm en gaf er een kneepje in, nog steeds diep en vooral vragend in mijn ogen kijkend. Mijn man had niets gezien. Even later slokte de donkere nacht hem op. Bart ging naar huis en liet me achter met vele, vele vragen.

Mijn man stak de kinderen in bed, ik ruimde de keuken aan de kant en daarna ploften we in de zetel. Zoals gewoonlijk keken we nog even naar het journaal op TV. Na een paar minuten hoorde ik zacht gesnurk naast me. Ik was ook erg moe, maar slapen lukte me niet. Die blik bleef me achtervolgen. Wat wou hij duidelijk maken? Toch niet… Nee, dat kon toch niet?

De nacht was lang, met veel vragen en geen antwoorden. Elk uur kroop voorbij en ik wist met mijn verwarring geen blijf. Ik vond Bart echt wel ok, aantrekkelijk ook, maar ik had hem tot nu toe alleen maar als een vriend beschouwd, niets meer. Hoe kwam dit toch zo ineens? Wat had ik niet gezien? Ik had niets gemerkt in zijn houding de laatste tijd.

Buiten werd het langzaam licht en ook in mijn hoofd begon het wat op te klaren. Ik dacht aan die kleine, fijne woordspelingen die hij maakte. Ja, je kon ze dubbelzinnig opnemen, maar dat had ik toen niet gedaan. En die laatste fles wijn die hij had meegenomen: ‘Les deux amants’… Ik was stekeblind geweest. Maar ik was nu vooral erg gecharmeerd door zijn verfijnde toenaderingen. Hoe subtiel en voorzichtig en vooral: erg romantisch.

De volgende dag was leuk. Op het werk ging alles goed en ik had weinig tijd om aan Bart te denken. Niet dat ik hem vergeten was, maar het leek me beter om hem even op te bergen in een apart schuifje in mijn hoofd, zodat hij wat uit het zicht was en ik niet teveel moest piekeren. Toen ik thuiskwam, reed hij net voorbij met de auto. Hij toeterde en zwaaide. Mijn hartslag ging de hoogte in, maar ik beheerste me. Ik zwaaide gewoontjes terug en ging naar binnen. De kinderen hadden wat hulp nodig bij het huiswerk, er moest eten op tafel komen en er stond een berg strijk op mij te wachten.

Het bleef een tijdje rustig. Het schuifje in mijn hoofd bleef redelijk goed dicht, hoewel het af en toe wat stroefde. Er gingen enkele dagen voorbij. Mijn hartslag kalmeerde. Het leven ging gewoon voort. Die avond was ik alleen thuis. Ik had net de kinderen in bed gelegd toen de bel ging. Het was Bart. Ik zei hem dat mijn man niet thuis was. Hij vond dat niet erg, zei hij. Ik liet hem binnen. Mijn hand trilde een beetje toen ik de deur achter hem sloot.

We dronken samen een glas wijn. Uit die fles die hij vorige keer meebracht. Mijn dochter stond plots beneden, wakker geworden van zijn stem. Ze bleef bij ons zitten en dat leek me wel het best. Mijn dochter als buffer. Waar was ik toch mee bezig? Nee, ik voelde me niet goed maar ik kon het goed verstoppen. We praatten over koetjes en kalfjes, over muziek, een goede film en we keken samen naar het journaal. Toen dochterlief op mijn schoot in slaap viel, droeg ik ze naar bed. Terug beneden, stond hij met zijn jas aan, aan de voordeur. Hij ging maar eens naar huis. Hij kwam nog wel eens terug, zei hij. Toen hij de deur uitstapte gaf hij nog vlug even mee dat hij overmorgen alleen thuis was, de ganse dag. Weer die doordringende blik… Wat moest ik daar nu mee? Och, help, mijn gevoelens stapten ter plekke in een rollercoaster!

Die nacht nam ik een besluit. Ik zou overmorgen naar hem gaan en het moest maar eens duidelijk worden. Zo kon het niet verder. Ik kon ook niet om die vlinders heen, die ik voelde fladderen. Maar ik zou hem resoluut zeggen dat ik voor mijn gezin koos. Zo zou het gaan. Ja, dat vond ik een goed besluit. De rollercoaster vertraagde en de vlinders zochten een veilig plekje voor de nacht. Ik sliep goed en diep.

Op woensdagavond ging ik zoals gewoonlijk naar de tekenles. Dat zou me zeker afleiden. Ik ging graag, hoewel ik geen groot kunstenaar was. Ik vertrok, kuste de kinderen alvast slaapwel en zei tegen mijn man dat hij niet mocht vergeten de vaatwasmachine aan te zetten. Net toen ik mijn auto in stapte, kwam Bart aan. We zwaaiden weer en ik probeerde zijn blik te lezen. Maar mijn man klopte hem al vriendelijk op de schouder en trok hem binnen. Die twee…

De tekenles viel tegen. Het onderwerp was te moeilijk en ik kon me niet inzetten. Ik was liever thuis geweest. Samen. Na de les ging ik meteen weg, geen glaasje meer op café, maar meteen naar huis. Bart was er niet meer en mijn man en kinderen lagen vredig te slapen. Ik kroop ook in bed. Wat ik voelde was weer een mix: boosheid, ontgoocheling. Ik voelde me tekort gedaan. Maar morgen zou ik naar hem gaan. Morgen zou het uitgepraat worden. Morgen zou alles duidelijk zijn. Morgen.

Mijn hand rustte op het knopje van zijn deurbel. Het leek wel of ik de kracht niet had om het in te duwen. Twijfels, onzekerheid, angst voor wat er komen zou? Zou ik toch niet beter terug weg gaan? Of nee, toch maar doorbijten. Nee, toch maar niet… Ik trok mijn vinger weg van de bel en draaide me om. Op dat moment ging de deur open. Hij was blij me te zien. Hij vond het fijn dat ik eens langskwam. Hij nodigde me uit om binnen te komen. Voor ik het wist was de deur achter me dicht. Ik voelde me verloren. Hij bukte zich naar me toe en kuste me op de wang. Ik draaide mijn hoofd naar hem toe, keek diep in zijn ogen en verwachtte meer. Nu was hij helemaal in de war. Zijn hoofd bleef bij het mijne hangen. Het leek wel of de vraagtekens nu uit zijn ogen popten. Ik hoorde zijn ademhaling. Die werd wat sneller, liep gelijk op met de mijne. Die paar seconden leken wel uren te duren.

Langzaam, heel langzaam rechtte hij zijn rug en ik herpakte me. Hij was nu helemaal in de war. ‘Wil je een kopje thee?’ stamelde hij. Ja, dat wilde ik wel. We gingen aan tafel zitten. Er was een geladen stilte. Wie zou als eerste iets zeggen? Hij? Ik? Ik dronk van mijn thee. Die smaakte bitter. Hij schoof een schoteltje met koekjes dichterbij. We keken elkaar aan. ‘Ik…’ zeiden we samen. En we zwegen weer. Hij lachte. Ik ook. ‘Jij eerst!’ zeiden we weer samen. We lachten weer. De spanning was wat gebroken nu. Ik nam een koekje. Hij schonk wat thee bij.

Ik vertelde, honderduit, misschien wel teveel. Over hoe ik het niet gezien had, hoe graag ik hem had, over keuzes en verbintenissen, over verlangen en vraagtekens, over zoveel dingen dat ik het plots niet meer wist. Hij luisterde. Stil, onbeweeglijk. Zijn blik ankerde zich vast in mijn ogen. Af en toe zag ik een mondhoek zenuwachtig trillen. Zijn handen omklemden zijn kop thee. Af en toe knikte hij, maar het leek er niet op dat hij bevestigde wat ik verwoorde. Toen ik besefte dat ik nu wel mocht stoppen met praten, legde hij zijn handen op tafel. Hij boog zijn hoofd en leek even te zoeken naar zijn woorden.

Hij keek me daarna recht aan. Een lieflijk en charmant glimlachje om de mond. ‘Nu is het mijn beurt’, zei hij. Ik knikte. Hij vertelde me over een avond, enkele maanden geleden. Toen was hij op bezoek geweest en ook toen was mijn man niet thuis. Hij had toen gevraagd of hij van ons een redelijk groot geldbedrag kon lenen. Ik kon er niet meteen op antwoorden, omdat zulke beslissingen niet door mij genomen werden. Het zou om geld gaan uit het bedrijf van mijn man. Even later vielen er onverwacht nog meer vrienden binnen en de wijn en het bier hadden rijkelijk gevloeid. Zijn vraag was ik daarna eigenlijk wat vergeten of ik was er in ieder geval van uitgegaan dat hij ze dan wel rechtstreeks zou stellen aan mijn echtgenoot. Niet dus. Hij durfde niet. Geldkwesties lagen nogal gevoelig. Hij had gehoopt het via een omwegje te doen. Maar ik was dat dus vergeten. Die avond, aan de deur, met die blik en die kus, wou hij me een teken geven: vraag het hem! Toen ik naar de tekenles was, had hij het dan maar zelf gevraagd, hadden ze er uitvoerig over gepraat en afspraken gemaakt. Meer was het niet.

Ik hield mijn adem in. Ongewild kleurden mijn wangen diep donkerrood. Het leek wel of mijn stoel langzaam wegzakte, samen met mij, de grond in. En dat was precies wat ik had willen doen. Verdwijnen. Liefst zo ver mogelijk. Weg van hier. Kon ik de tijd nu maar terugspoelen. Al die woorden van daarnet uitgommen, terug inslikken. Allemaal terug uit de lucht plukken en ze veilig opbergen in een doos. Kon ik er maar voor zorgen dat dit allemaal niet gebeurd was. Had ik die ene avond maar beter geluisterd naar wat hij zei. De vlinders kropen terug in hun cocon. De rollercoaster blokkeerde. Er bengelde een bordje aan: DEFECT.

Hier waren geen woorden meer nodig. Ik stond op. Het lukte me niet om hem aan te kijken. Ik voelde me schuldig, zo verschrikkelijk schuldig tegenover mijn man, mijn kinderen, zelfs tegenover hem. Hoe kon ik toch zo dom geweest zijn? Ik had een loopje genomen met mezelf.

Ik liep naar de deur. Hij stond ook op. Zijn hand nam mijn schouder, zachtjes draaide hij me om. Weer die blik. Hij verankerde zich weer. Hij bukte zich naar me toe, gaf me een kus op mijn wang. Er volgde een lief kneepje in mijn arm. Hij zei vlug in mijn oor: ‘Ik heb je graag. Morgen ben ik ook alleen thuis.’




woensdag 1 augustus 2012

Een vloek en een zucht



“Stomme trut!” riep hij uit. Ik kromp ineen. Als hij zo tekeer ging, was ik bang. Dan wilde ik me zo klein maken dat ik helemaal verdween.

“Verdomme!” vloekte hij en zijn vuist kwam hard neer. Mijn kaken klemden zich op elkaar. Mijn ogen vernauwden zich. Ik wou hier niet meer zijn. Toch wist ik dat het nog even zou doorgaan. Nog minstens een halfuur. Elke minuut was teveel. Maar ik kon niet weg. Ik moest dit ondergaan, of ik dat wou of niet. En ik wou niet.

Voorzichtig keek ik vanuit één ooghoek naar hem. Ik zag hoe zijn ademhaling snel ging, hoe zijn vingers zich strekten en spanden. Een zweetdruppeltje zocht zich een weg over zijn rechterslaap en bleef even hangen in zijn beginnende stoppelbaard. Zijn mond stond open. Geopend voor een nieuwe vloek. Hij was best een knappe man, bedacht ik. Jammer dat hij zo deed soms.

Alsof hij het voelde, draaide hij plots zijn hoofd naar mij. Zijn ogen stonden woest. “Wat?” snauwde hij. Ik schudde voorzichtig met mijn hoofd en waaide met mijn hand. “Niets”, zei ik, “niets.” Ik had al spijt dat ik hem aangekeken had. Elke prikkel was nu teveel. Kon ik maar oplossen, helemaal verdwijnen.

“Nu is het verdorie genoeg geweest!” brulde hij. Hij stak zijn stevig gebalde vuist uit en gromde als een woeste beer. Als ik kon zou ik nog dieper in de zetel weggekropen zijn, maar dat ging niet meer. Ik drukte mezelf zo hard weg dat het bijna pijn deed. Stiekem keek ik toch nog maar eens naar hem. Zijn gebalde vuist ging terug omlaag en verplaatste zich naar de hendel van het autoportier.

Hij zuchtte diep. Met een wilde beweging gooide hij de deur open. Dat deed hij zo hard, dat die bijna meteen weer dichtklapte. Hij stapte uit. Hij stapte terug in. Een geïrriteerde zucht ontsnapte aan zijn lippen. Hij keek me aan. Gelukkig leek hij wat gekalmeerd. Ik zag hoe hij naar mij keek, in de weerspiegeling van het raampje. Geen haar op mijn hoofd dacht er aan om hem rechtstreeks aan te kijken. Ik zag hoe zijn hand weer omhoog ging. Zijn vingers strekte zich en kwamen mijn richting uit.

Ik schrok even op toen zijn hand warm en zacht op mijn bovenbeen terecht kwam. Hij kneep er zachtjes in. Ik keek hem aan. “Sorry, schat”, zei hij, “ik haat files!”