vrijdag 27 november 2009

Smartgeld

Het was een donkere, sombere dag. Mijn gemoedstoestand was van dezelfde aard. Over een uurtje wordt Jef begraven. Hij was al wel oud, maar nog zo kloek en levenslustig. Zijn hart dacht daar anders over en koos een ander tijdstip dan Jef en wij in gedachten hadden. Het nieuws raakte me diep.

Jef kwam geregeld een kijkje nemen. ‘De inspecteur is daar!’, grapte ik dan. Hij lachte er elke keer mee. Goedkeurend keek hij hoe de verbouwingswerken in het huis, dat ooit zijn ouderlijk huis was, vorderden. Het deed hem deugd dat we het oude huis niet met de grond gelijk gemaakt hadden. Het was het oudste huis uit de straat en daar was hij een beetje fier op. Elke week stapte onze inspecteur binnen en knikte goedkeurend. Hij genoot vooral van het babbeltje, het contact en zijn wandelingetje.

En dan dat nieuws. ’s Morgens had ik de kerkklokken al horen luiden. Het signaal dat er een dorpsgenoot gestorven was. Maar dat het Jef zou zijn, daar had ik nooit bij stilgestaan. Dat was ondenkbaar. Een uurtje later kwam het telefoontje. Ik moest even gaan zitten. Triest keek ik rond in het huis waar hij geboren was en opgroeide. Jef was dood.

Een week later was de begrafenis. Koud en leeg voelde ik me. Ik maakte me klaar, schreef een kaartje voor zijn vrouw, zette mijn gsm af en keek of ik wat kleingeld had voor de collecte. Dat meen je niet! Niets? Helemaal niets? Nee, dat kon kloppen: gisteren vroeg de bakker of ik kleingeld wou wisselen omdat zij zonder wisselgeld zaten...

De tijd tikte verder. Ik moest nu echt vertrekken. Stress stak de kop op... Mijn dochter nam mijn hand en vroeg: mama, waarom ben je zo druk en verdrietig? Ik zei haar dat ik geen centje had voor in de kerk. Ze begreep er niets van. Ze komt nooit in de kerk. Ik legde het haar kort uit: als je naar de mis gaat, geef je een centje, dat gaat nu eenmaal zo. Een slechte, te beknopte uitleg, maar mijn hoofd stond er niet naar. Ze verdween zonder iets te zeggen. Eventjes later was ze er terug. Ze nam mijn hand en legde er enkele centjes in. ‘Hier mama”, zei ze, “hier heb je wat centjes uit mijn spaarpot. Nu kan Jef zijn vrouw misschien wel een nieuwe man kopen...”.

donderdag 19 november 2009

Pareltjes (deel 1)

Een hinkeljuffrouw
Griezelsteentjes
Kotsschool
Beverzwijnen
Tarantroela
Tot de dood ons schijt
Verlaatbureau (alle talen)
Postanale depressie
Vloeibaar Nederlands
Een huis van een kast
Uitslag van het huidonderzoek
Seksuele imitatie
Kennisdagingsmaken
Sletlandpony
Het onderdelft spitten
Buitenmoordboter
Een gespierde scheur
Versnelde verkering
Zuipen of verpompen
Op de kip tokken
Er moederloos van worden
Braakgesprek
Schillen versmaken
Om de waterklap haver geven
Plankgas op de remmen staan

Pareltjes












Een hinkeljuffrouw


Griezelsteentjes


Kotsschool


Beverzwijnen


Tarantroela


Tot de dood ons schijt


Verlaatbureau in alle talen


Postanale depressie


Vloeibaar Nederlands


Een huis van een kast


Uitslag van het huidonderzoek


Sexuele imitatie


Kennisdagingsmaken


Sletlandpony


Het onderdelft spitten


Buitenmoordboter


Een gespierde scheur


Versnelde verkering


Zuipen of verpompen


Op de kip tokken


Er moederloos van worden


Om de waterklap haver geven


Plankgas op de remmen staan


Braakgesprek


Schillen versmaken

dinsdag 10 november 2009

Buikgevoel

Ze was er weer! Ik voelde hoe ze naast me huppelde, kwetterde, zich verwonderde over alles wat op haar afkwam in deze wereld. Het maakte me blij. Dankbaar ook. Ik had haar gemist. Nu was ze er weer, vrolijk, zoals ik haar het liefste heb.

Het was lang geleden. De laatste keren was ze omringd door verdriet. Opgesloten in haar wereld. Ik zag haar, voelde haar, maar kon haar niet helpen. Als ik haar wou benaderen was ze plots weg.

Zo klein nog, een eeuwige kleuter. Een deel van mij. Wat zij voelt, voel ik ook. Als zij pijn heeft, heb ik het ook.

Ze overvalt me vaak met haar aanwezigheid. Ze overvalt me soms nog meer met haar afwezigheid. Ze verschijnt op momenten waarop ik het niet verwacht. Dan word ik stil, verdrietig soms. De laatste keer zag ik haar achter het raam van het huis op de eerste verdieping. Ze was bijna doorschijnend, haar schouders hingen af. Haar ogen waren groot en trokken me naar haar toe. Toen ik haar zag, viel alles rondom me stil. Ik ging naar boven, maar ze was al weer verdwenen. Vol vragen ging ik op het bed zitten, wachtend. Maar ze zou niet komen en dat wist ik.

Dagen gingen voorbij en het verdriet sleet weer, zoals altijd...

Het was niet de eerste keer dat ik haar daar zag. Het was haar plekje. Het had voor haar moeten zijn. Jaren geleden. Ze huist er toch, op de één of andere, onvatbare manier. Het heeft me vaak bang gemaakt, nu stelt het me wat gerust. Ik heb het aanvaard.


Woensdagnamiddag. Het regent. We zitten rond de keukentafel en spelen een gezelschapsspelletje. Dan horen we het allemaal tegelijk. Voetstappen boven in de gang. We kijken elkaar aan.... Dit kan niet! Iedereen zit rond de tafel... De kinderen zijn bang. Spontaan sta ik op. Ik weet wie het is, het maakt me niet ongerust. Rustig ga ik de trap op. Verdriet valt als een deken over mijn schouders. Ik weet dat ze er niet zal zijn, niet lijfelijk. Weer zit ik op het bed. Alleen.


Maar nu, nu is het goed! Ze is er weer en ze is blij. Ze heeft haar plaats gevonden. Nu zie ik haar vaak vrolijk. Genietend. Na zeven jaar dolen, komt ze thuis. Komen wij tot rust. De twee andere kinderen lopen voor me uit. Spelen met de herfstbladeren. Zij komt stilletjes naast mij lopen en legt haar warme hand in de mijne. Het is goed zo. Ik ben blij dat ze er is. Zeven jaar geleden was ze een piepklein wezentje, groeiend in mijn buik. Tot die dag dat het misliep.


Ze knijpt zachtjes in mijn hand en ik knijp begrijpend terug....


zaterdag 7 november 2009

Zonde

Ding dong! Zo vroeg nog. Wie zou dat zijn? Half slapend doe ik de deur open, nog vlug even mijn haar in de plooi proberen te dwingen.


“Goedemorgen, mevrouw, heeft u eventjes tijd?”


O jee!, denk ik, kijkend naar dat dikke boek met dat kruis op dat in de handen van die alledaagse mevrouw rust. Daar zijn ze weer! Voor ik de kans krijg om te zeggen dat ik geen interesse heb, steekt ze al van wal. Naast haar staat een mooi blond meisje van 16 jaar. Gekleed zoals alle pubers van deze tijd. Zonde, denk ik, op die leeftijd heb je toch wel wat anders te doen dan dit?


“Technologie is een last, mevrouw, soms leidt het tot zonde. Kijk maar: we vergeten elkaar!” Ze toont me een tijdschriftje waar op de cover een mooi, jong koppel staat. Ze zijn beiden met hun gsm aan het bellen en kijken lachend elk een andere kant op. “Ziet u, mevrouw? Ze hebben geen tijd meer voor elkaar, ze zouden samen zoveel kunnen doen, maar door de technologie hebben ze geen aandacht voor elkaar. Relaties gaan op die manier kapot. En het gaat verder dan dat, mevrouw! Denk maar aan computers. Kent u dat, mevrouw?” – “Ja hoor, ik werk er dagelijks mee.” – “Ah zo, ja, ik versta het. Dan begrijpt u vast en zeker wel wat ik bedoel? Het staat trouwens in de Bijbel, dat we dit niet mogen doen, luister maar....” In de Bijbel, denk ik? Staat er in de Bijbel dat technologie een zonde is? Dat we geen gsm of computer mogen gebruiken? Mijn gedachten dwalen zo ver en snel af, dat de passage die ze me voorleest aan mij voorbij gaat.


Ik geraak dit wat beu. Het is koud, te vroeg, hier heb ik helemaal niet om gevraagd...


“En dan dat chatten, mevrouw! Kent u dat? Dat is echt de grootste zonde, mevrouw, als u weet....” Ik laat haar niet uitspreken. Heel nadrukkelijk schud ik met mijn hoofd en zeg: “Mevrouw, ik chatte tot voor kort dagelijks met Jezus, maar heb hem een tijdje geleden bij de geblokkeerde gebruikers gezet!”

Terwijl de mond van de alledaagse mevrouw lichtjes openvalt, rinkelt in de hippe jeans van het meisje een gsm. Glimlachend sluit ik de deur...