woensdag 25 maart 2015

Keihard watje


De lente komt er aan. Dan doe ik wat de meeste mensen doen: de tuin zomerklaar maken. Vol ongeduld, met het vooruitzicht van een zonovergoten grasveld, omringd met bloemen en bloeiende struiken, haal ik het tuingerief van onder het stof en begin met volle moed.

Maar het lukt niet zo goed. Het ontbreekt me aan kracht. En ook het druilerige weer zit niet mee. Het valt me zwaar om me de zomer voor te stellen. Het is een opgave om me in te beelden hoe de warmte van zonnestralen op mijn huid weer voelt. Minutenlang rust ik op de spade, turend in het niets. Af en toe drupt er een druppel van mijn haar, over mijn neus tot op mijn hand. Een moedeloosheid overvalt me.

Ik hou niet van moedeloosheid. Het moet vooruit! Ik schud de druppels uit mijn haar en kijk de tuin rond. Als ik nu eens begin met enkele grote stukken en alvast de grond klaarmaak voor mijn bloemenperk vol met klaprozen en weidebloemen? Ik stap de tuin in. Ik snoei waar nodig en raap dorre bladeren en stenen op. Het natuurlijke materiaal gaat op één hoopje, de stenen op een andere hoop. Na een tijdje ben ik verbaasd over de vele stenen die ik verzameld heb. Eén voor één neem ik ze vast, bekijk ze, observeer hun vorm en kleur. Voor ik er erg in heb, heb ik ze gerangschikt tot een soort platform. Andere stenen komen er bovenop. Ik bouw een eilandje in mijn tuin. Het is een eiland van herinneringen. Stuk voor stuk gestapeld en geordend. Een eiland in een eiland. 

Later die dag moet ik het huis invluchten. De regenbuien zijn zo hard en hevig dat de tuin al vlug omgetoverd wordt in een drassige boel. Met luide tikken kletteren de druppels op de ramen en het dunne dak van de veranda. Troosteloos kijk ik het aan. Door de regen kan ik mijn eilandje niet meer zien. Mijn herinneringen worden overspoeld.

Wanneer het eindelijk weer opklaart, merk ik dat mijn eiland verdwenen is. Mijn bouwwerk is blijkbaar niet zo stevig. De vele regen heeft mijn herinneringen meegesleurd naar andere plaatsen. Alsof het een les is in voorbijgaan. 

Ik kijk om me heen en bedenk me dat ik wel opnieuw kan beginnen. De meeste stenen vind ik meteen terug. En misschien kan ik wel gaan voor een stevigere constructie? Maar iets houdt me tegen. Soms moet je loslaten en verder gaan. Zonder te willen vasthouden aan dat wat voorbij is. Met een wat angstig gevoel kijk ik rond. Mijn besluit staat vast. De stenen blijven waar ze zijn. Ik weet dat ik in de zomer af en toe eentje zal vinden en oprapen. Dan zal ik hem bekijken en zijn kleur en vorm observeren. De herinnering zal terugkomen en misschien zal er in een zwoel zomerbuitje nog een vergeten beeld in een plas weerspiegelen. Maar ook dat zal langzaam wegrimpelen op een vluchtig briesje.

Zo is het goed. Ik ga terug naar binnen, laat de spade staan waar ze staat. Tijdens het stappen voel ik hoe die ene steen, die speciale met zijn mooie vorm, net te groot is voor mijn broekzak.