donderdag 1 augustus 2013

Emiel

Eindelijk middagpauze! Ik klapte mijn laptop dicht, nam mijn handtas en haastte me naar de winkelstraat. Het waren de laatste dagen van de solden en ik had echt nog een kleedje nodig voor het verjaardagsfeestje van mijn vriendin.
                
Het was weer druk in de winkelstraat. Ik ergerde me aan de slenterende mensen die duidelijk veel meer tijd hadden dan de doorsnee werkende mens. Ze liepen in de weg, ik had haast. Na wat slalommen stapte ik de winkel binnen waar ik meestal wel mijn stijl vond. Ik probeerde me te ontspannen. Langzaam liet ik mijn blikken gaan over de volle rekken. Automatisch sorteerde ik al op kleur, lengte, stijl. Het duurde geen tien minuten of ik had een drietal kledingstuks over mijn arm hangen. Ik rolde even met mijn ogen toen ik naar het bordje boven de paskamers keek: maximum 3 stuks. Vooruit dan maar…

Er waren vijf paskamers. Vier daarvan waren vrij. Ik koos het middelste pashokje en hing de kledij aan de kapstok. De handtas ging op het stoeltje en ik nam een rokje van de kleerhanger. Naast me hoorde ik een vrouw praten. Ze was duidelijk op leeftijd. Ik hoorde het aan dat krakje in haar stem. Ze klonk heel lief.

‘Zeg eens iets, Emiel’, hoorde ik. ‘Past dat wel bij mij? Dat is niet echt mijn kleur, of wel?’

Ik voelde me een beetje ongemakkelijk omdat ik hun conversatie hoorde. Waarschijnlijk besefte ze niet dat er naast haar nog iemand kleren aan het passen was.

‘Emiel, die blouse is mooi, he! Maar die rok maakt me precies wat dikker. Of vind jij het wel goed?’

Ze taterde maar door. Ik kon niet anders dan meeluisteren. Emiel zei niets terug. Ik stelde me voor dat hij maar knikte en in zichzelf dacht dat hij er toch geen verstand van had en straks wel zou betalen.

Ondertussen had ik mijn keuze gemaakt: een klassiek rokje zou het worden. Ik kleedde me terug aan, keek even of mijn haar wel goed zat en nam mijn handtas van het stoeltje. Het rokje schoof van mijn arm en viel op de grond. Ik bukte me en zag onder het gordijn van het pashokje dat er maar één paar voeten stond. De vrouw naast me had haar schoenen netjes naast elkaar gezet. Ze vroeg: ‘Emiel, moet jij geen nieuwe das hebben?’ Maar Emiel bleef zwijgen. Ik hoorde haar zuchten.

Toen ik uit het pashokje kwam, kon ik het niet laten. Ik bleef maar wat rondhangen. Voor ik vertrok moest ik de vrouw gezien hebben. En Emiel ook. Ik prutste maar wat aan mijn kledij en kapsel, in de hoop dat het niet zou opvallen. Ik zag hoe ze wat moeizaam haar voeten in haar schoenen stak. ‘Kom, Emiel, we gaan naar de kassa!’
Het gordijn schoof open. Een kleine, charmante vrouw met perfect gekapte witte haren, stapte naar buiten. In haar ene hand droeg ze haar handtas, over haar andere arm lag een blouse en een rok. De vrouw draaide zich even om en zei: ‘Kom Emiel, blijf daar niet zo staan!’

Ze draaide zich terug om, ik was zo verbaasd dat ik vergat om een stapje opzij te zetten. We botsten tegen elkaar op. Haar handtas gleed van haar arm en viel op de grond. Vlug bukte ik mij om ze op te rapen, ondertussen verontschuldigde ik me uitvoerig. De oude vrouw bukte zich ook en raapte het bidprentje op dat uit haar tas gevallen was.

‘Dit is Emiel’, zei ze. ‘Hij is vorige maand gestorven.’ Heel zachtjes gleed haar hand over zijn foto, daarna stak ze het kaartje weg. We stonden samen recht. Ik wist niet wat ik moest zeggen. In haar ogen zag ik dat het ook niet meer uitmaakte. Ze keek over haar schouder en wenkte met haar hoofd. ‘Kom, Emiel, we gaan nog een kop koffie drinken.’


Ik keek haar na. Mijn hoofd zat vol emoties. Ook ik keek even om, naar het pashokje. Even dacht ik Emiel te zien in de spiegel. Hij knikte en lachte me vriendelijk toe. Ik schudde mijn hoofd. ‘Emiel, ik ga mee een kop koffie drinken. Dat hebben we wel verdiend!’