maandag 28 december 2009

Waarom sommige koeien vlekken hebben...

Het valt niemand op, maar als je goed kijkt zal je zien dat de vlekken van koeien in de wei regelmatig veranderen. En als je vanaf het begin heel goed hebt opgelet, dan zal je gezien hebben dat alle koeien op de eerste dag in hun wei helemaal wit waren. Maar dat heb je vast niet gezien want je was te gehaast om op tijd op je werk te geraken, of gewoon omdat je niet naar koeien kijkt. 

Koeien lijken dan wel vaak wezenloos te kijken naar het grote Niets, maar dat is slechts bedrog. Als ze niet filosoferen over Nietzche of de Big Bang theorie, dan zitten ze ingewikkelde plannetjes te bedenken die vooral met tactiek te maken hebben. Kijk de volgende keer maar eens goed. Koeien met de minste vlekken, die denken het diepst en zijn het slimst. 

Overdag kruipen ze in de rol van slome herkauwers die zelfs niet nadenken over het waarom dat hun staart rondzwiept en welk effect dat heeft op de hen omringende vliegen. Schijn bedriegt! En nog niet een beetje. Tegen valavond verzamelen ze. Niet allemaal bij elkaar, oh neen! Elke zichzelf respecterende wei verdeelt zichzelf in twee kampen. Die twee kampen hebben een eeuwenlange, ingewikkelde hiërarchie, die onveranderbaar is. Bij de koeien dus geen kneusje dat tot het laatste overblijft als er moet gekozen worden... 

Zoals je misschien wel al gezien hebt, verzamelen koeien zich vaak op plaatsen waar ze ook rijkelijk hun koeienvlaaien gedeponeerd hebben. Vies, denk je, maar ook dat heeft een reden. Wat dacht je, dat een koe die overdag over Nietzche filosofeert, ’s avonds zomaar zonder reden met haar poten in haar eigen vlaai gaat staan? Tssss, hoog tijd dat je wat beter observeert! 

Als de rust valt voor de koeien en de mensen druk bezig zijn met afwassen, opruimen, wenkbrauwfronsend toetsen van de kinderen ondertekenen, de rolluiken dicht doen en de nacht buitensluiten, komen de koeien in actie. Ze zijn meedogenloos. Hun strijd is er één om te winnen. De kampen staan lijnrecht tegenover elkaar en het koeienvlaaigevecht kan beginnen. Welgeteld één minuut duurt het. Eén minuut om elkaar zoveel mogelijk te raken. Het kamp met het meeste vlekken verliest. De nestor onder de bende houdt de wacht, want het is een welbewaard geheim. 

Als je morgen naar je werk gaat en een wei met koeien passeert, kijk dan eens goed. Onder die lange wimpers kan je veel meer lezen dan sloomheid alleen. Maar, denk eraan: dit geheim blijft onder ons en onder de koeien!


vrijdag 18 december 2009

Niet mis...

Vandaag hebben jullie je laatste toets. Het is bijna vakantie! We zullen onze moeilijke woordjes nog even oefenen en dan maken jullie na de speeltijd zeker een goed dictee.

Neem maar je werkschrift en een potlood. Michaël, jij mag aan het bord komen en daar oefenen.

Luister goed en schrijf wat je hoort. Hier gaan we! Schrijf het woordje ‘kerstmis’...

Dat gaat goed, Michaël! Doe maar rustig voort.

Lukt het bij iedereen? Ik herhaal nog even: ‘kerstmis’.


Zeg, Ann, kijk eens! Je hebt 2 x een ‘e’ geschreven. Je hoort toch een korte ‘e’...

Bij jou is het goed, Michaël. Niet twijfelen, hoor!

Kijk, kindjes. Het begint te sneeuwen!
Ok, we zijn er bijna. We schrijven het woordje ‘kerstmis’.



Ik zeg het nog één keer: k-e-r-s-t-m-i-s... Lukt het, Michaël?



Luister goed naar wat ik zeg, hoor Michaël: Kerst – MIS !

En Michaël nam de bordenwisser, liet zijn schouders zakken en veegde het bord schoon. Het was wéér mis!

(Fijne Kerstdagen! )

zondag 13 december 2009

Leut


Ze hebben me hier weer ergens gezet. Weer naast dienen ene die altijd zit te mompelen. Ik kan hem niet uitstaan. En ik kan niet weg. Smerig is dat. Het uitzicht stelt ook niet veel voor. Ik kijk wel uit op een raam, maar dat kijkt uit op een muur. Triestig is het!

Daar is die man weer. Hij komt elke week onzin vertellen. Soms heeft hij een vrouw en een kind mee. Soms is hij alleen. Als hij er is, dan moet ik blij zijn, zeggen de verpleegsters. Maar ik weet niet waarom ik blij moet zijn. Ik ken hem niet. Ik ken die vrouw niet. Ik ken dat kind niet. Moet ik dan blij zijn omdat die zoveel onzin vertelt? Of omdat hij vertelt over iemand die ik niet ken? Het is een dikke zagevent. En waarom komt die elke zondag? Wordt hij daarvoor betaald? Dat hij maar vlug weggaat, die man. Ik heb hem niks te vertellen. Als hij weggaat, zegt hij tegen de verpleegster: hij gaat precies snel achteruit. Maar ik kan niet achteruit. Ik blijf waar ik ben of ik blijf waar ze me neergezet hebben. Kon ik maar achteruit. Een ander uitzicht en iemand anders naast mij in plaats van die mompelende gek in zijn rolstoel.

Zou het koud zijn buiten? Is het juni of december? Ze komen ons weer weghalen. Wie heeft er zin in een tasje koffie? Slappe koffie, is het. Daar heb je geen zin in. Als je dat in een glas giet, kan je er doorkijken. Maar het is beter dan niks. Weer vijf minuten om. Die naast mij gieten ze zijn koffie binnen en doen ze een slab aan. Triestig is het!

Vandaag was hij er weer. Zonder die vrouw of dat kind. Hij geeft me een kus. ‘Dag, papa’ zegt hij dan. En dan vraagt hij altijd hoe het met me gaat. Dan mompel ik ook maar wat. Dat doen ze hier allemaal. Dat hoort zo, denk ik. 'Je zegt zo weinig', zegt die man. 'Ben je hier niet graag?' Plezant is anders: den ene hoort niet goed, den andere ziet niet goed, er is altijd file in de gang door al die looprekjes. Ben ik hier graag? Ben ik ooit ergens anders geweest?

Ik moet altijd mee gaan knutselen. Dan plak ik mijn vingers vol en dan zuchten die vrouwen altijd. Ze kuisen dat dan af, maar dat doet pijn. En den helft plakt er dan nog aan. Wat vroeg hij nu weer? Ha ja, of ik hier graag ben... Na de middag planten ze me in mijn kamer. Het raam zit daar te hoog. Ik kan de lucht zien. Soms is die blauw, soms is die grijs. Ik kan niet zien of de lucht warm of koud is. Dan zetten ze de tv aan. ‘Hier, uw feuilleton’, hoor ik dan. Maar dat is niet van mij. Ik weet niet waar dat over gaat. Dan val ik maar in slaap.

Ik word wakker geschud. Het is die lieve, ik heb die graag. Ik denk dat die me graag ziet. Ze zegt dat ze hier werkt, maar wat zou ze dan doen? Ze maakt mij altijd wakker. En dan is ze lief. Ze brengt mij weer naar de zaal. Sommigen kaarten daar en dan maken ze ruzie. Zo lijkt het toch. Ik doe nooit mee. De spelregels zijn elke dag anders. Ik kan mijn kaarten niet meer vasthouden. Het is echt een lieve, want ze zet mij op een schoon plaatske. Niet naast dienen ene die kwijlt en mompelt. We krijgen wafels. Daar ligt iets onder dat bloemstukje. Een bril.

“Hee, Maurice! Ik heb uwe bril gevonden.” Maurice kijkt niet. Ik zeg het nog eens. “Ik ben niet Maurice, ik ben Roger”, zegt ‘m. “Ah, Roger, dat wist ik niet. Zijt ge van naam veranderd? Ik wil dat ook, want ge kiest uwe naam niet, he. Allez, ik wel, elke dag opnieuw. ’s Avonds kies ik een naam maar die weet ik ’s morgens niet meer. Maar dat is niet zo erg, he, want ze roepen mij toch nooit. Of misschien wel, maar dan weet ik het niet. Vindt gij die koffie ook zo slecht? Hebt gij ook naar den tv gekeken? Ik val altijd in slaap. Maar die wafels zijn wel lekker, he? “Zeg, wilt gij mijne bril dan eens geven?” “Uwe bril? Maar allez, Maurice, hoe kan ik dat nu weten waar uwe bril is?”

vrijdag 4 december 2009

Mispakt

6u59. Ik moet de wekker afzetten voor die verspringt. Vlug! Anders is het te laat!

Aankleden: eerst mijn linkervoet in mijn schoen, anders loopt het mis. De trap naar beneden: opletten want op de derde trap mag ik niet komen. Anders loopt het mis.

Naar de keuken om te ontbijten: eerst een boterham met choco en pas dan eentje met confituur. Anders loopt het mis.

Naar school: ik moet elke elektriciteitspaal aanraken. Anders loopt het mis. Nog eventjes en ik ben op de hoek. 50 stappen moet ik daarvoor doen, anders loopt het mis.

Oversteken: alleen op de witte strepen van het zebrapad. Anders loopt het mis! Wat duurt het lang voor het licht op groen springt... Ik tel tot 10 en dan verspringt het. Anders loopt het mis.

Het monster zit overal. Jij kan het niet zien, maar het is er. Het volgt me overal, ziet me altijd en beloert me. Ik moet alles heel precies doen, anders loopt het mis. Het monster maakt me bang.

Groen! Ik huppel van de ene witte streep naar de andere. Ik ben er bijna. Vijf blauwe auto’s moet ik zien voor ik de school binnenga. Anders loopt het mis. Nog 2. Ik loop wat langzamer. Dat was bijna! Ik mag niet op de randjes van de tegels trappen. Anders loopt het mis.

De vijfde blauwe auto rijdt net voorbij. Oef! Ik sta nog net op tijd in de rij. Mijn jas moet aan het derde haakje links. Anders loopt het mis. Zal ik mijn rekentest goed doen? Ik moet even uit het raam kijken. Als er een vogel voorbij vliegt, dan zal ik het goed doen. Anders loopt het mis.

Naar huis. Vijf blauwe auto’s, anders loopt het mis.

Niet op de tegelrandjes, anders loopt het mis.

Op de witte zebrastrepen, anders loopt het mis.

50 stappen, anders loopt het mis.

Alle elektriciteitspalen, anders loopt het mis.

Wat nu? De weg is opgebroken. Ze zijn aan het werken aan elektriciteitspaal 13... 66 stappen tot aan de voordeur. Ik ben in de war. Schoenen uit. Waarom doe ik nu eerst die rechtse uit? In paniek naar mijn kamer. Nee! Die derde trap vergeten... Ik doe de deur van mijn kamer open. Ik voel het. Ik verstijf van angst. Ik voel zijn warme adem in mijn nek...