maandag 27 april 2020

Armbandje


Ik keek naar het lelijke armbandje. Het was écht lelijk. Geen haar op mijn hoofd zou er ooit aan denken om het zelf te kopen. Maar ik had het niet gekocht. Ik had het gekregen van mijn kind. Zomaar, zonder aanleiding, gewoon. 

Telkens als ik er naar keek, kwamen de woorden terug: 'ik heb zo lang gezocht naar iets voor jou, ik weet dat je niets wil hebben, maar ik wou je zo graag iets geven. Toen zag ik dit armbandje en ik was zo blij dat ik iets gevonden had. Het is voor jou, zomaar, helemaal voor jou!'

De liefde, die deze woorden, omhulde was immens. Bijna een explosie. Ze gloeiden, niet alleen in mijn oren, maar vooral in mijn hart. Ik nam het armbandje aan, waterige ogen hoorden er bij. Ook een lieve, warme, oprechte knuffel. 

'Dank je', zei ik. 
'Dank je wel, je had dat echt niet moeten doen. 
Ik ben er heel blij mee!'

Ik zag twinkelende ogen. Missie geslaagd. Kind blij. Mama blij. Niet zozeer met het armbandje, maar met de geslaagde zoektocht, het denken aan mij, de geruststelling van het vinden, het vol verwachting overdragen, de knuffel, de warme woorden, het nieuwsgierig afwachten of ik het zou dragen.

Ik draag het regelmatig, dat armbandje. Ondanks het feit dat ik het nog steeds lelijk vind en dat zal nooit veranderen. Ik draag het om mijn kind blij te maken: zie je wel, ik draag het nog steeds, ik ben echt blij.

En dat ben ik nog steeds. Niet zozeer met het armbandje, maar met de liefde waarmee het gegeven werd.

Het overvalt me hoe symbolisch dit wel is: iets dragen wat je eigenlijk niet wil, maar wat je wel doet om iemand anders blij te maken of gerust te stellen. En dan spreek ik niet over armbandjes.

Hoe vaak heb ik niet 'ja' gezegd, terwijl heel mijn wezen bijna uitzinnig 'neen' riep? Hoe vaak ben ik mee geweest naar iets dat me helemaal niet interesseerde, omdat iemand anders dat zo graag wilde? Ik kan vele TV-programma's opnoemen, die ik samen bekeken heb, maar die alleen maar wrevel opwekte bij me. En verveling, oeverloze, eindeloze verveling. 

Ik heb veel gedragen, wat ik niet mooi vond, maar ik ging er in mee, omdat een ander dat verwachtte. Ik wist niet beter. Het hoorde zo. Dat moest zo. Dat had je zo geleerd van jongs af aan.

Nu, zovele jaren later, ben ik er eindelijk achter, dat dat niet hoeft. Ik hoef een ander zijn wensen niet te dragen, niet uit te voeren. 

Ik kies zelf. Helemaal zelf. 
Wat vind ik mooi en waarom? 
Wil ik met jou mee? Misschien wel, voor jou, omdat ik bij je wil zijn, misschien ook niet omdat ik niet leuk vind waar jij naar toe gaat. Maar dat verandert mijn gevoel voor jou niet.
TV-kijken? Liever niet, dat vind ik bijna standaard saai. 

Ja, ik kies zelf nu. Dat heeft al vele wenkbrauwen doen fronsen, mensen doen omkeren,  maar oh... het voelt zo goed! Ik kies, voor mezelf, en dat wil niet zeggen dat ik niet voor jou kies. Nee, ik ben ook een persoon, ik denk, ik voel, ik beleef, ik ervaar, ik vind mooi of niet, ik zie graag of niet. En dat is helemaal ok. Echt wel. Dat voelt goed, ondanks de soms fronsende wenkbrauwen
of de kerende ruggen. Dat is de ander zijn keuze, niet de mijne. 


Ik kies zelf. 
Helemaal zelf. 
Ik ben mezelf. 

En dat armbandje? Dat draag ik nog regelmatig. En dat voelt goed. Heel goed.




(Foto: Zeldalilly)

vrijdag 17 april 2020

Dagboek van een paasvakantie op school, dag 12



Dag 12, vrijdag 17 april 2020

Het zag er even naar uit dat ook vandaag de pagina’s in mijn dagboek blanco zouden blijven, net zoals gisteren. Maar ik had daarnet beloofd het goed te maken. Ik doe een poging…

Net voor ik begon te schrijven vroeg ik me af wat jullie, de lezers, willen lezen.  Natuurlijk heb ik daar geen antwoord op. Maar ik kan me ook inbeelden dat je niet echt zit te wachten op een opsomming van de taken, klussen, vergaderingen, stappenplannen, telefoons, mails, vragen en nog zo veel meer dingen die mijn dag vullen. En sorry, maar met dit schrijven misbruik ik jullie ook een beetje om te ventileren.

Gisteren en vandaag waren zo druk en vooral zo lang. Om 7u30 op school zijn en er om 18u30 vertrekken. In de paasvakantie. Nochtans vliegen de uren voorbij. Ik heb er zelfs te kort in een dag. Maar het is zo. En het moet even.

Maandag is zo een beetje D-day. De eerste dag van het echte online lesgeven. Het lijkt allemaal zo simpel: alle kinderen zetten hun computer aan en volgen les. Zo gaat het in de ideale wereld. In een centrumschool zoals de onze is dat een utopie. Vermoedelijk in nog veel meer scholen in België. Ik maak me geen illusies.

In deze paasvakantie verzamelden we alle bruikbare laptops en tablets die in de school aanwezig waren. Ze werden nagekeken, gelabeld en in orde gezet. Nu maandag in de voormiddag worden ze uitgeleend. Maar wat ben je met amper 20 laptops in een school van bijna 500 kinderen? Met het geven van een laptop aan een kind is het probleem ook niet opgelost. Is er internet thuis? Kan het kind of de ouders ermee aan de slag? Bijkomend probleem: verstaat het kind voldoende onze taal om op afstand de lessen te volgen? Wat als het grote gezin in één kleine kamer woont en het kind zo moet les volgen? Wat als er 5 kinderen in het gezin een laptop nodig hebben? Eigenlijk zijn het geen vragen. Het zijn feiten. We zien ze elke dag op school. Hoe hard ik er ook over pieker, ik kan dit niet oplossen. ‘Leg je erbij neer’, hoor ik dan.

Maar hoe doe je dat, je ‘erbij neerleggen’? Als je weet dat net de kinderen, die het meeste nood hebben aan onderwijs, nu uit de boot zullen vallen. Dat hun achterstand te groot zal worden. Dat je hen niet kan bereiken. Dat ze nu waarschijnlijk zelfs geen Nederlands meer horen.

Als je, zoals ik, visueel bent ingesteld, zie je een grote gapende kloof…

Ik kan het niet oplossen. Dat kan niemand. We waren hier niet op voorzien. Toch is het geen troost. Het helpt me niet om me ‘erbij neer te leggen’. Maar het is wel stof tot nadenken voor de toekomst. Niet alleen voor mij, want ik heb al veel nagedacht.


Als degenen die de beslissingen nemen over hoe het onderwijs in coronatijd er moet uitzien nu maar eens kwamen kijken. Een dagje meedraaien. Zelf de ouders te woord staan. De telefoons beantwoorden. Met handen en voeten uitleggen hoe het nu zit. De leerkrachten zoveel mogelijk proberen te ondersteunen. De kinderen in de noodopvang bezig houden. En nog zoveel meer. In de vakantie. Van 7u30 tot 18u30. En daarna wat harder nadenken over de toekomst…







Dagboek van een paasvakantie op school, dag 11

Dag 11, donderdag 16 april 2020


Oeps... echt geen tijd gehad!

Ik probeer het vandaag nog goed te maken...



woensdag 15 april 2020

Dagboek van een paasvakantie op school, dag 10



Dag 10, woensdag 15 april 2020

Ik weet het, ik val in herhaling, maar de wekker ging weer om 6:00.
Opstaan, ontbijt en het onmisbare kopje thee.
De kinderen nog even uitwuiven als ze vertrekken, tanden poetsen, de hond en kat aandacht en eten geven. Dan vlug naar school.

Om 7:30 ben ik er. Er zijn al enkele leerkrachten. In de opvang zitten zeker twintig kinderen. Ik zeg vrolijk goedemorgen en ik hoor vele ‘goedemorgens’ terug. 

Ik ga naar de leraarskamer, schrijf enkele mededelingen op het bord en ga terug naar mijn bureau. Mijn to-do-lijstje vul ik aan, ik bekijk de drukke agenda en werp een vlugge blik op de klok. Het is tijd!

Om 8:15 wandel ik terug naar de leraarskamer. Het voltallig team wacht me op. Overal weerklinkt weeral ‘goedemorgen’. Ik doe enkele mededelingen, hier en daar zit er een vrolijke noot tussen, hier en daar een vraag van iemand, maar er is vooral gezelligheid. We praten nog even. Over koetjes en kalfjes. Je kent dat wel.

Dan gaat de schoolbel. Iedereen staat op en gaat naar zijn rij. De kinderen zijn er klaar voor. Ik glimlach als ik kinderen van het een been op het ander zie wippen. Ze zitten vol nieuwsgierigheid naar wat de schooldag zal brengen.  

Dan vertrekken de rijen naar de klassen. De kleinsten gaan hand in hand.
Op weg naar mijn bureau kruis ik enkele klasrijen. Af en toe glipt er eentje weg om me een knuffel te geven. Zo een onvoorwaardelijke, oprechte en warme knuffel, zonder woorden maar met een blik die boekdelen spreekt. Mijn dag kan niet meer stuk.

De telefoon gaat, mails lopen binnen, de postbode komt even aanwaaien, de werkmannen komen een kopje koffie drinken, een leerkracht vraagt raad, een ouder wil zijn peuter inschrijven. Rond 14u voel ik iets vreemds in mijn buik. Wat is dat toch? Ah ja, dat is honger! Een kopje thee en boterhammetjes dan maar. De telefoon gaat weer. Druk, druk, druk...

Het is een doodgewone schooldag. Zoals er al zovelen geweest zijn. De tijd vliegt voorbij. Ik hou van mijn job.

Om 6u schrik ik wakker. De wekkerradio galmt door mijn slaapkamer. Het was een droom. Ik sta op en maak me klaar. Om 7u30 gaat de noodopvang weer open…




Dagboek van een paasvakantie op school, dag 9



Dag 9, dinsdag 14 april 2020

Het is 8u. De school gaat open. Maar het blijft stil. Te stil.
De leerkracht die mee instaat voor de noodopvang is ook stil.

We wachten.
Wachten op kinderen die komen.
Maar ze komen niet.

Ik kijk op mijn lijstje. Er zouden twee leerlingen komen vandaag, vanaf 11u.
De uren kruipen voorbij.
Ik hoor niets anders dan het zachte gezoem van mijn laptop.
De leerkracht houdt zich in de refter bezig met wat voorbereidingen.

Af en toe springt ze eens binnen.

‘Nog niemand?’
‘Nee, nog niemand.’

We doen beiden verder met wat we bezig waren. In stilte.

Het wordt 11u. De leerkracht kijkt hoopvol van in het deurgat.

‘Al iemand?’
‘Nee, nog niemand.’

Om 12u zeg ik dat ze  naar huis mag gaan. Het zal wel lukken. Als de kinderen nog komen, kan ik ze vast wel alleen aan.

Maar ze komen niet.
Er komt niemand.
De school is nog nooit zo groot geweest.
Ze lijkt me wel op te slokken, in een grote, gapende mond.
Achter die mond is niets, niets dan leegte: lege stoelen en banken, onbeschreven borden, lege kapstokken, verlaten speelplaatsen.

En stilte.

Veel stilte.




maandag 13 april 2020

Dagboek van een paasvakantie op school, dag 6, 7 en 8



Dag 6 en 7, zaterdag 11 en zondag 12 april 2020


Ik sta even verwonderd als ik de gordijnen ’s ochtends openzwaai. Het is grauw en grijs. Geen vrolijke, heerlijke zon vandaag. Het strookt niet met mijn humeur. Ik ben in een goede bui. Zomaar. Zonder reden. De rust van het weekend heeft me goed gedaan. En vandaag is het paasmaandag.

Het staat al lang op mijn lijstje: zelf verse pistolets bakken, dus ik begin er meteen aan. Gist, bakpoeder, suiker, zout, bloem, boter, lauw water… alle ingrediënten glijden door mijn handen en ik kneed wel tien minuten lang tot het deeg goed aanvoelt. Ik rol het tot een bolletje en laat het veertig minuten onder een vers gestreken handdoek rusten. Die minuten gebruik ik om nog wat mails weg te werken en de agenda te bekijken voor deze week.

Als ik het deeg in bolletjes verdeeld heb, schuif ik ze in de oven. Het kriebelt plots. Ik wil nog bakken! Het wafelijzer wordt uit de kast gehaald, beslag wordt gemaakt en al vlug vult het huis zich met de geur van heerlijke, verse wafels. Zalig is dat.

Af en toe vang ik een glimp op van het radiojournaal. Het klinkt allemaal niet zo best: samenscholing hier, een café stiekem geopend daar, een trosje mensen op een tuinfeest, … het is niet te begrijpen. Is dat nu zo eigen aan ons, Belgen? Het allemaal zo erg vinden, maar toch je voeten er aan vegen, ongeacht de gevolgen voor anderen? Ik moet plots aan de stripverhalen van Asterix en Obelix denken. Belgen, de dappersten van alle Galliërs. Wel, erg dapper vind ik het niet. Onbezonnen, onverantwoord, onnodig, onnozel en nog heel wat woorden met -on die alleen maar onbegrip bij mij teweeg brengen.

Morgen gaat de school weer open voor de noodopvang. Ouders zijn ongerust en mailen: wat als de school wél opengaat na volgende week en ik mijn kind écht niet wil sturen omdat ik het niet veilig vind? Hoe moeten mijn kinderen nu les volgen, met 4 kinderen in huis en één oude laptop? Zoveel vragen…
Woensdag komt de veiligheidscommissie weer bij elkaar. Woensdag pas.
In het onderwijs kunnen we toveren, maar de batterijtjes in het toverstokje zijn stilaan plat.

Op Facebook zie ik een filmpje van Amélie, die zich afvraagt of het nu zo moeilijk is om in uw kot te blijven. Ze heeft gelijk. Overschot van gelijk. Ze kon het niet beter gezegd hebben. Maar die Belgen, die denken dapper dat het virus op hen geen vat heeft.

En ik? Ik blijf in mijn kot. Genieten van verse, krokante pistolets en heerlijke wafels.




vrijdag 10 april 2020

Dagboek van een paasvakantie op school, dag 5



Dag 5, vrijdag 10 april 2020

Vandaag was een vreemde dag. Waarom? Ik weet het niet precies. Gewoon vreemd. In de voormiddag wat telefoontjes en mails. Mails die ik verstuur blijven over het algemeen onbeantwoord of er komt een automatisch antwoord terug: ‘ik ben met verlof’. Natuurlijk, denk ik, het is vakantie.

In de namiddag trek ik mijn tuintje in. Met een boek. Om de twijfel tussen boek en gitaar van gisteren te sussen. Het is een goed boek. IJzerkop, heet het. Al vlug ben ik helemaal in de ban van het verhaal. Ik word naar het jaar 1808 gekatapulteerd terwijl ik zelf midden in de coronacrisis vertoef. De uren vliegen voorbij, net als de pagina’s, die vlotjes omgeslagen worden. Ik kan niet stoppen, wil weten hoe het verder gaat, hoe Stans, het hoofdpersonage, het er vanaf brengt.

Af en toe moet ik uit mijn bubbel stappen, ik neem de telefoon op, beantwoord vragen, geef uitleg of advies, regel de dingen voor volgende week. De bubbel zuigt me terug. De ligzetel ligt beter dan ooit tevoren. De telefoon zwijgt. Ik heb zowaar toch een beetje een vakantiegevoel.

De laatste hoofdstukken bewaar ik voor morgen. Ik ben zo iemand die moeilijk afscheid kan nemen van een goed boek. Ik wil het dolgraag uitlezen, maar daarna is het écht gedaan. Ik lach om mijn vreemde gewoonte.

De zon verschuift langzaam, straks zal ze ondergaan en komt die mooie maan weer dat mooie, zachte licht verspreiden. Ik hou van allebei. De warmte maar ook het zachte, wat mysterieuze.

En zo was mijn dag zo goed als voorbij. Ik besefte dat ik nog iets moest schrijven in dit dagboek. Wat zou dat worden? Ik had niet echt veel beleefd vandaag. En toch was het een vreemde dag. Het leek even of alles normaal was. Alsof het een doodgewone dag in de paasvakantie was. Een dag waarop je een goed boek kan lezen. Een dag waarop je de vogeltjes hele normale liedjes hoort fluiten. Eentje waarop de kat zalig ligt te genieten op de vensterbank en ik de hond onder mijn ligzetel hoor snurken. Dicht bij mij en in de schaduw. Dan valt ineens dat besef over je. Daarbuiten, daar slaat dat virus nog steeds wild om zich heen, als een op hol geslagen, ontembaar wild paard. Het vertrappelt levens. Het lijkt niet te stoppen. Dat besef doet me even huiveren. De bubbel van deze namiddag spat uiteen.

Het is een vreemde dag. Morgen lees ik mijn boek uit.




donderdag 9 april 2020

Dagboek van een paasvakantie op school, dag 4


Dag 4, donderdag 9 april 2020

Om 8u ben ik op school, hoewel ik er vandaag niet moet zijn. Een levering van schoolmateriaal. Het doet deugd om met de secretaresse te babbelen. Een ander contact dan het virtuele of telefonische. Contact met iemand anders dan mijn kinderen. Niet dat mijn kinderen moeilijk doen. Ik zie hoe ze hun weg zoeken, het lange uitslapen proberen terug te dringen en hun routine proberen te vinden in deze tijd. Ik bewonder hen soms wel. Ze zeuren niet, ze klagen niet, het schoolwerk is gedaan, de vaatwasser wordt leeggemaakt, het keukenaanrecht is telkens proper. Die sokken, die er al een dag in een hoekje rondslingeren, probeer ik maar niet te zien. Het lukt ons wel.

Het is 10u30 als ik thuis ben. Mijn hond snapt er ondertussen niets meer van. Weg, terug, weer weg, snel terug, kinderen thuis, zoveel gaan wandelen dat haar poten stram zijn. De kat trekt zich er niets van aan, zoals katten dat nu eenmaal nooit doen.

De rest van de dag is helemaal voor mij. Dat heb ik me voorgenomen. Wat zal ik eens doen? Lezen? Dat is ook al zo lang geleden. Ik, die vroeger boeken verslond alsof het een zakje chips was, heb al zolang niet meer gelezen. Ik mis het wel, het nestelen in een goed verhaal, het mee beleven, je herkennen in de personages en de setting. Ik twijfel.

Dan zie ik mijn gitaar staan. En een stapeltje partituren. Dat ligt er ook al een tijdje. Nog nooit gespeeld. Ik verhuis met gitaar en partituren naar buiten, in de ochtendzon. Vlug doorblader ik de muziekstukken. Wat zal ik spelen? Ik neem willekeurig een stuk, stem mijn gitaar en speel. Ik speel de pannen van het dak. Uren en uren ga ik door tot mijn vingers pijn doen. Het is 100% genieten. Net zoals in een goed boek, kan ik ook helemaal opgeslorpt worden door muziek. Ik leg er mijn eigen gevoel in, maak er een persoonlijke interpretatie van en speel, speel, speel. Als ik stop, valt het me op hoe stil het is rondom mij. Dan bedenk ik dat de buren me misschien wel gehoord hebben. Is dat erg?

De gitaar verhuist terug naar binnen en ik zet me terug in de tuinstoel. Die stilte, daar kan ik ook van genieten. Dat ga ik nu doen: niets en luisteren naar de stilte. Als je me kent, weet je dat niets doen een hele opgave is voor mij. Maar het lukt. Ik luister naar de vogeltjes, aan wie deze crisis blijkbaar voorbijgaat. Hun lied klinkt net hetzelfde als vorig jaar en de jaren daarvoor.

En dan….. het vreselijk monotone gezeur van de heggenschaar van de overbuur. Weeral. Het is zijn verslaving. Uren en uren trimt hij zijn veel te lange haag bij. Gemillimetreerd tot in het absurde. Waarschijnlijk houdt hij ook niet van het lawaai, want zijn radio, met volume op 28, verhuist overal met hem mee. De stilte wordt simpelweg doorkliefd. De vogeltjes zitten er nog, maar ik hoor ze niet meer. Het geluid van de heggenschaar en de radio werken na een paar uur echt op mijn zenuwen. Maar toch: deze dag is van mij! Helemaal van mij!



woensdag 8 april 2020

Dagboek van een paasvakantie op school, dag 3


Dag 3, woensdag 8 april 2020

Vandaag werk ik van thuis uit. Ik heb er zo naar uitgekeken want alles in me roept om rust en me-time. Om 9u gaat de telefoon. Ik kijk op mijn schermpje en zie de naam van mijn school. Het schema voor de noodopvang moet veranderd worden. Vol goede moed begin ik er aan. Het is niet veel werk. Een kopje thee, Radio 1 op de achtergrond, het valt allemaal best mee. En het zonnetje schijnt alvast heerlijk. Daar ga ik straks absoluut van genieten! Ik werk de vele mails af en neem mezelf voor om rond 12u te stoppen. Het is tenslotte woensdag en paasvakantie. Ook voor mij.

Het is al bijna twee weken geleden dat ik nog boodschappen gedaan heb. Tijdsgebrek was vooral de oorzaak. Hoewel ik vorige vrijdag na het werk toch naar de supermarkt gereden ben. De lange wachtrij die ik daar zag ontmoedigde me enorm. Ik heb al zo een hekel aan boodschappen doen. Op vrijdagavond in de lange rij te wachten om misschien maar de helft te vinden van wat ik nodig heb? Nee, ik plunder de diepvries wel verder…

Vandaag moet het echt, die boodschappen, willen of niet. Hup, verstand op nul, auto in en naar de winkel. De wachtrij valt mee. De mensen zijn vriendelijk en genieten duidelijk van het zonnetje. Na een kwartier mag ik binnen. Ik neem mijn boodschappenlijstje en ga systematisch de gangen af. Al vlug verandert mijn humeur. Iedereen loopt in een boog om me heen. Ook ik verschiet als iemand dicht in mijn buurt komt. Ik voel me zo vies hierdoor. Hoe kunnen we zo veranderen op die paar weken tijd? We lijken wel leprozen. De angst is koning in ons land.

Plots voel ik twee armen rond mijn middel. Het is één van de kindjes van mijn school. Ze is zo blij om me te zien en haar ogen fonkelen als edelsteentjes. Ik vergeet even de maatregelen die we in acht moeten houden. Die knuffel doet zo’n deugd. Netjes op een afstand staat haar mama. Ze praat geen Nederlands, maar ze knikt vriendelijk en wat verlegen. Ze zegt iets tegen haar dochter, die voor mij vertaalt. Het zijn heel wat vragen: ‘wat moeten ze doen met de werkbundeltjes die klaar zijn? Wanneer gaat de school terug open? Kunnen ze een laptop van school lenen?’ Maar ook: ‘hoe gaat het met u?’ Ze kijkt me recht in de ogen, die verlegen mama. ‘Heel goed’, zeg ik. Ze knikt, blij en opgelucht. Ik zwaai nog even naar haar dochter en rij verder met de winkelkar. Eén van de wielen sleept verschrikkelijk.

Even later zie ik nog bekende gezichten. Het zijn nog ouders en kinderen van school. Ik ben aangedaan door de ongerustheid van deze ouders: ‘is alles goed met jou? Is alles goed met de juffen en de meesters? Zijn alle kinderen nog gezond?’ Ik knik, bevestig, lach vriendelijk en probeer ondertussen mijn boodschappen te doen. Buiten staat een wachtrij en de volgende mag pas binnen als ik buiten ga. Ik wil het niet te lang trekken, maar ik wil ook tijd maken voor deze ouders en hun kinderen. Mijn boodschappenlijstje is ondertussen spoorloos. Ik concentreer me, herinner me nog wat ik nog nodig heb en neem het uit de koelafdeling. In mijn verstrooidheid leg ik het in de verkeerde kar en ik stap met die winkelkar verder. Een man roept me in paniek na. Hij mompelt vanachter zijn mondmasker dat het zijn kar is, dat ik ze verdomme moet laten staan. Ik verontschuldig me uitvoerig, maar het helpt niet. Hij is boos, want nu heb ik zijn kar aangeraakt en nu is hij niet meer veilig.

Ik knik nog eens, omdat ik hem begrijp. Nog een sorry. Hij neemt een flesje ontsmettingsgel en begint uitvoerig de kar te boenen. Zijn boze blik priemt dwars door me heen. Ik voel me zo vies. Aan het eind van de gang staat een meisje met ogen als edelsteentjes naar me te zwaaien.






dinsdag 7 april 2020

Dagboek van een Paasvakantie op school, dag 2

Dag 2, dinsdag 7 april 2020
Gisteren kreeg ik de bemerking dat mijn dagboek wat triest was. Het deed me wel even stilstaan, want zelf ben ik niet triest. Ongerust, ja, een beetje het noorden kwijt ook, maar triest niet. Ik nam me voor om vandaag wat vrolijker te schrijven.
Om 7u00 luisterde ik naar het journaal op de radio. Ik betrapte mezelf er op dat ik het hoofd schudde uit onbegrip, er ontsnapte zelfs een zucht af en toe. Niemand hoorde of zag het, want de keuken werd enkel door mij gebruikt op dit vroege uur.
Ik hoorde dat een kardinaal in Australië zich goddeloos mag gedragen, zonder zelfs maar een berisping mocht hij kinderen in een kathedraal misbruiken.
In het Verenigd Koninkrijk was er maar één krantenkop: hun minister ligt op intensieve zorgen. En dat terwijl er duizenden mensen stilletjes en zonder hun naasten, de wereld verlieten na hun gevecht met dat vreselijke virus.
Wat denk je van Amerika? Uit angst voor corruptie laten ze daar toch maar de verkiezingen doorgaan. Liever dat dan nu te denken aan de veiligheid en gezondheid van de mensen. Om over hun gezondheidssysteem nog maar te zwijgen.
En ook België, waar voetbal weer maar eens enkel over geld gaat en niet over sport, vervoegt het lijstje met eindeloze opinies over het al of niet laten doorgaan van de competitie.
Ik ging dus iets vrolijker schrijven. Dat was het goede voornemen. De schooldeur gaat open. Dezelfde kinderen van gisteren staan weer klaar. Af en toe komt er een leerkracht aangewaaid. Een beetje werken, wat voorbereiden voor de eerste maandag na de vakantie. Maar wat moeten ze voorbereiden? Zitten we met zijn allen terug in de klas? Of zitten we met zijn allen achter een schermpje? Ik zou zo graag de antwoorden kunnen geven…
Het zonnetje, dat vastberaden door de mist priemt, maakt me alvast vrolijk. Om het uur ga ik even naar de speelplaats. De kinderen spelen. Ze lachen naar mij. De jongste van allemaal komt vragen of ik ook mee wil fietsen. Ik mag zijn fietsje wel even lenen, zegt hij lief. Het doet me lachen.
‘Ik ben een beetje te groot voor jouw fiets!’.
‘Dat is toch niet erg? Je kan je toch gewoon een beetje bukken?’
Het kan allemaal zo eenvoudig zijn. Het is niet alleen een kwestie van het probleem aan te pakken, maar het ook aan te passen aan de situatie. Ik overweeg eventjes om te doen alsof ik op zijn fietsje ga rijden. Voor ik de kans krijg is hij alweer weg. ‘Kijk!’, roept hij me toe, ‘ik kan het al met één hand!’
Mijn gsm gaat. Eén van mijn tantes is overleden, het coronamonster heeft haar te pakken gekregen. Ze zal morgen niet in de krant staan of vermeld worden in het journaal. Ik word er stil van. Machteloos.
Het spijt me dat ik vandaag niet vrolijker kan schrijven.


maandag 6 april 2020

Dagboek van een Paasvakantie op school, dag 1



Maandag 6 april 2020

Het is de gewone, dagelijkse routine: de wekker die om 6u30 gaat, het bezoek aan de badkamer en de garderobekast, een klein ontbijtje, de ochtendkrant erbij. Mijn kinderen slapen nog. Zij hebben wel vakantie.

In gewonere tijden zouden we een uur of twee geleden vertrokken zijn naar de luchthaven. Het zo lang geleden geplande reisje naar Rome. Wij drietjes. Eindelijk nog eens samen weg.

Maar het zijn geen gewone tijden. Het zijn coronatijden voor iedereen. Geen Rome voor ons en geen vakantie voor mij dus. Ik ruim de ontbijttafel af en rij naar school. De straten zijn leeg. Ik voel me een indringer in de slapende stad. Het is 7u45 als ik de voordeur van de school opendoe. Er staat een papa met mondmasker en zijn twee kinderen te wachten. Hij zegt: ‘ik ben te vroeg, ik wacht wel tot 8u00’. Ik lach en zeg dat dat echt niet nodig is. De kinderen glippen binnen, ze hebben al het automatisme om meteen naar de refter te stappen. De grote, lege refter… In gewone tijden is die gevuld met lachende, taterende kindjes, die vol verwachting uitkijken naar een nieuwe schooldag. De leegte van de refter valt als een zwaar deken over deze twee kinderen. Ik geef ze een schouderklopje. Het helpt niet. Ze zijn dit zo beu. Het wegvallen van de routine, de structuur van een schooldag, de juf en meester, de zwem- en turnles, het voetballen tijdens de speeltijden, zelfs de moeilijke rekensommen. Als de meester, die vandaag samen met mij de noodopvang doet, binnenstapt, fleuren ze even op. Ik hoor het belletje aan het onthaal en ga kijken. Een gehaaste mama, die zich verontschuldigt omdat ze geen tijd heeft, haar shift begint over een half uurtje. Haar dochtertje loopt op me af, snottebel aan haar neusje, ze legt verlegen haar handje in mijn hand. Nog voor ik dag kan zeggen is haar mama al verdwenen. ‘Kom’, zeg ik, ‘we gaan naar de andere kindjes’. Ze knikt. Ze is blij. Kleuters wennen zo snel aan dit soort situaties. Ik ben stiekem een beetje jaloers.

De rest van de dag is goed gevuld en toch saai. Het is koud hier en dat komt niet door de temperatuur maar door de leegte en de stilte. Het is dag 1 van de vakantie. Het zullen twee lange weken worden. Op de speelplaats treuren de duiven en huppelt een ekster…