woensdag 7 november 2012

Kersen


Ze klom behoedzaam de ladder op. Voetje voor voetje. Als je 76 bent, doe je die dingen wat trager. Maar Rachel deed het. Bijna elke maand. Ze hield haar huisje graag proper en de ramen lappen hoorde daar ook bij. Richard, haar man, was er niet meer mee akkoord. Hij was twee jaar ouder. Voor hem hoefde het niet meer zo. Hij zag niet erg goed meer, dus een vuiltje op de ramen stoorde hem totaal niet. En wat de mensen van zijn ramen dachten, daar had hij lak aan.

De laatste tijd was Richard vooral moe. Hij droomde vaak weg en ontglipte zijn dagelijkse bestaan. Dan zag hij beelden uit zijn jeugd. Vroeger kwam zo terug en dat maakte Richard gelukkig. Wat Rachel dan ook zei, het drong niet tot hem door. Hij klampte zich vast aan die beelden, hij zoog ze op, liet zich er helemaal van doordringen.

Rachel zette haar voet op de volgende sport van de ladder. Haar knokige vingers omklemden krampachtig het metaal. Ze pufte even. Het was een hele karwei. Gelukkig was ze bijna klaar. Dan zou ze thee zetten en zouden ze samen een kopje drinken, aan de tafel bij het raam. De koekjesdoos mocht ook op tafel. Dat zou ze wel verdiend hebben.

Richard stond naast de ladder. Zijn linkervoet stond op de onderste sport en zijn twee handen hielden de zijkanten vast. Zo deden ze dat al jaren. Zij lapte de ramen. Hij hield de ladder vast. Daarna dronken ze thee, aan de tafel bij het raam. Met een koekje. Maar Richard zijn gedachten waren niet bij de ramen, zelfs niet bij de koekjes. Richard droomde weg.

Tien jaar was hij die zomer. Een heerlijk, warme zomer waar geen eind aan leek te komen. Hij liep met zijn broers tussen de ladders door. De boomgaard geurde heerlijk naar rijpe kersen. Ze waren al dagen aan het plukken. De jongens dolden wat, holden van boom naar boom, joelden en speelden zoals jongens van tien jaar doen. Richard haalde zijn voetbal. Doelmannen werden aangeduid en de bomen fungeerden als doelpalen. Het was een zorgeloze tijd. De Richard van nu was weg, hij stond daar wel met zijn handen om de ladder, in de straat waar hij al meer dan de helft van zijn leven met Rachel woonde. Maar toch was hij er niet. Hij voetbalde, ongeveer  68 jaar geleden, in de boomgaard van zijn vader. Richard sloot zijn ogen. Plots was daar ook die geur van toen, de geur van kersen in de zomer, van spelende jongens met fruitvlekken op hun handen, van hoog gras en de houten ladders die tegen de bomen leunden.

Rachel nam haar zeem en spons en ging zorgvuldig te werk. Ondanks de inspanning genoot ze er ook van. Het was bijna een ritueel. Nog even de randjes droogvegen en ze was klaar. Klaar voor thee met koekjes. Het enige waar ze wat tegenop keek, was de terugkeer naar de begane grond. Afdalen van de ladder was echt moeilijk geworden. Haar heupen stroefden en haar evenwicht leek soms het noorden kwijt. Gelukkig stond Richard daar en hield hij de ladder stevig vast.

Ver weg, verdwaald in de geuren van zijn kindertijd, zag Richard hoe de bal veel te hoog ging, na een harde uittrap. Vader had hen zo vaak gewaarschuwd en nu was het zo ver: de bal ging de boom in en bleef in de takken hangen. Richard sloeg met zijn handen tegen zijn hoofd. Nee! Zijn bal, zijn lievelingsbal... 

Rachel zette haar voet een trapje lager, klaar om naar beneden te gaan. Ze voelde de ladder wat wankelen en riep naar Richard dat hij ze goed moest vasthouden.

Maar Richard was niet hier. Hij was tien jaar. Zijn bal zat vast in een boom. Het was zijn lievelingsbal. Richard nam de ladder die tegen de kersenboom leunde, duwde die onder de tak en schudde ermee. Zo hard als hij kon. Zijn handen omklemden het metaal. Een jongen van tien is sterk als hij zijn voetbal uit de boom wil schudden. Dus schudde Richard harder en harder. Zo hard hij kon. De ladder ging heen en weer en Richard stopte pas toen hij naast zich een droge plof hoorde.

De ramen waren gelapt. Richard had zijn bal terug. Maar koekjes met thee zouden er vandaag niet zijn.