woensdag 29 december 2010

Sylvie

Het was weer oudejaarsavond. In elke huiskamer kwamen ze weer naar boven: oude, taterende, mompelende en kwetterende mensjes: de Sylvia’s. Ze bleven de hele avond en vulden elk hoekje met herinneringen: weet je nog toen...? Die avond in mei...? Weet je dit nog...? Niemand ontsnapte aan hun eindeloos gefluister en toch was je je niet bewust van hun aanwezigheid.

Pas als de wijzers van de klok middernacht aangeven, verdwijnen ze. Overstelpt door het aftellen van de feestvierders of het gekus en gejoel en het declameren van goede voornemens. Mensen zijn klaar voor een nieuw begin en laten het jaar met zijn herinneringen achter zich. Het jaar is voorbij. De Sylvia’s komen en gaan. Zo gaat het al eeuwen en eeuwen. Maar dit jaar was het anders...

Bij hun vertrek uit het verleden krijgen alle Sylvia’s een bundeltje mee: reispas (heen en terug), het adres en een kort overzicht van de belangrijkste herinneringen. Vader Tijd heeft het goed geregeld en leidt zijn personeel goed op. Die ochtend belde zijn klerk echter af. Hij nam tijdskrediet. Er moest halsoverkop een vervanger gevonden worden. Natuurlijk raad je het al: iemand die geen ervaring heeft in dit soort werk, laat al eens steken vallen. En dat is precies wat er nu ook gebeurde. Sylvain had een bundel gegeven aan Sylvie, een klein meisje dat nog veel te jong was voor dit werk.

Sylvie was trots. Nu mocht zij, net als haar mama en oma, uit het verleden stappen. Niemand lette op haar, zelfs niet toen ze huilde omdat haar bundeltje gegrepen werd door een koude windvlaag en in de duisternis verdween. Onderweg bedacht ze haar plan: ze zou ongeveer op de juiste plaats uitstappen. Dan moest ze alleen maar op zoek gaan naar de mevrouw die ze geworden was. Een vrouw met donkere krullen en een moedervlekje op haar wang, dicht bij haar oor.

De tijdmachine stopte en de Sylvia’s stapten uit. Iedereen zwermde een andere richting uit. ‘Tot volgend jaar’, zeiden ze stilletjes. Sylvie was nu helemaal alleen. De klok op de kerktoren leunde bedreigend over haar schouder: ‘Haast je, haast je’, tikte ze, je’ hebt nog 17 minuten...’

Een dronken man liep haar omver. ‘Wat heb jij voor een belachelijk jurkje aan!’ lalde hij. Sylvie bekeek haar nieuwe jurk. Het was een jurk zoals alle vrouwen in het verleden droegen. Ze begreep niet wat de man bedoelde. ‘Kan je me niet helpen?’ vroeg ze. ‘Ik zoek de vrouw die ik geworden ben.’ De man keek haar aan, schudde zijn hoofd en vervolgde zigzaggend zijn weg. Sylvie keek hem na met tranen in de ogen. ‘Haast je, haast je, je hebt nog 11 minuten’, zei de kerkklok.

Sylvie besloot dat ze aan elk huis zou aanbellen, in de hoop dat ze zichzelf zou tegenkomen. Bij het eerste huis deed niemand open. Het tweede huis was bewoond door een oude, eenzame man die haar niet kon verder helpen. In het derde huis waren ze zo luidruchtig dat ze de bel niet eens hoorden. Zo ging het maar voort. Hier en daar zag ze in een woonkamer een Sylvia zitten. Het maakte haar boos. Het moest haar ook lukken! Bij het volgende huis greep ze al haar moed bijeen en glipte ze meteen binnen toen er werd opengedaan.

‘Waar ben ik? Ben ik hier?’ gilde ze. Iedereen stond recht, niet wetend wat ze met dit vreemde meisje moesten doen. Sylvie keek paniekerig rond. Hoe zou ze eruit zien nu? Op de salontafel lag een prachtig damesuurwerk. Sylvie, een kind van de tijd, werd er naar toe gezogen. Ze grabbelde naar het uurwerk en vluchtte in paniek de woonkamer uit.

Dat was er voor Annet teveel aan. Voor het oog van haar gasten werd door dat mormel een brutale diefstal gepleegd. Dat uurwerk had ze van haar verloofde gekregen. Het was van haar! Dit was de druppel die de emmer deed overlopen. Deze morgen moest ze vaststellen dat ze niet in haar feestkleedje paste. Tot overmaat van ramp had de kapper haar kapsel helemaal om zeep geholpen. Dit kon er niet meer bij!

Annet veerde recht, duwde iedereen opzij en zette de achtervolging in. Sylvie was ondertussen al op straat aan haar tijdrit begonnen. ‘Haast je, haast je, nog 2 minuten’, hoorde ze.

Net voor Sylvie de hoek om ging, struikelde ze over de zatte man. Even zweefde ze in het niets en toen kwam ze met een droge plof in de sneeuw terecht. In haar hand klemde ze het uurwerk alsof het haar enige houvast was. Nog voor ze kon recht krabbelen greep Annet haar hardhandig bij de kraag. Al haar opgekropte woede van die dag kwam er uit. Sylvie moest boeten voor haar kilo’s die erbij gekomen waren, voor haar feestkleed dat niet meer paste, voor haar kapsel dat mislukt was, voor haar verloofde aan wie ze had moeten zeggen wat hij voor haar moest kopen, voor.... ach, voor alles!

Sylvie was doodsbang. Ze trilde op haar benen. Tranen stroomden over haar wangen toen ze haar hand spreidde en het uurwerk aanbood. Ze keek Annet recht in de ogen. De klok in de kerktoren begon aan de eerste slag van middernacht. Annet keek terug. De tijd stond op dat moment stil. Alles werd stil rondom hen. Een blik van herkenbaarheid. De blik in hun ogen. De donkere krullen die bij hen dat moedervlekje bedekten... Annet was helemaal in de war. Ze liet Sylvie los, schudde haar hoofd en probeerde vlug te tellen hoeveel glazen champagne ze gedronken had.

De achtste klokslag weergalmde in de straat. Sylvie lachte. Ze had zichzelf gevonden! Haar lichaam gloeide van geluk. In haar ogen schitterden duizenden lichtjes. Het bracht Annet helemaal van de kaart. Ze streek Sylvie’s lokken naar achter en zag net dezelfde moedervlek. Annet kneep haar ogen dicht en schudde verward haar hoofd. De twaalfde slag weerklonk, amper hoorbaar door het gejoel van mensen die op straat kwamen en het vuurwerk dat afgeschoten werd.

‘Gaat het?’ vroeg haar verloofde. Hij hielp Annet overeind. Sylvie was weg, verdwenen met klokslag twaalf. ‘Gelukkig Nieuwjaar’, zei hij en kuste haar. Annet keek om zich heen. Een zatte man verderop zong een onverstaanbaar liedje. Voor haar voeten lag haar uurwerk. Het tikte niet meer. ‘Gelukkig Nieuwjaar’, zei ze...


woensdag 22 december 2010

Vroeger was het beter...

Wat een klap was dat! Het huis trilde nog na. Ze hoorde de balken kraken. Met veel moeite trok ze zichzelf uit de zetel. Die tweede fles champagne was er wat teveel aan en dat ene glaasje bessenjenever was er misschien wat over maar je moest toch een beetje gezelschap hebben met Kerstmis?

Toen ze de trap opging hoorde ze een langgerekt 'meeeeuuuuuuuh'. Hm, is dat niet het geluid van een koe? Oké, ze had teveel gedronken, maar hier twijfelde ze toch niet aan... Zij geloofde haar ogen niet toen zij bovenkwam. Er lag echt een koe! Die keek haar nogal schaapachtig aan en zei iets in de aard van 'meuuuuuuh'. Ze wist er geen antwoord op.

Vlug donderde ze de trap af. Uit gewoonte goot ze de laatste slok champagne naar binnen en probeerde koortsachtig na te denken. Ze kreeg de kans niet want haar denkwerk werd verstoord door de bel. Met de lege fles in haar handen deed ze open. Het was de kerstman. Dat werd haar nu toch een beetje teveel: een koe en een kerstman.
Voor ze het wist was hij binnengekomen. Hij was duidelijk slechtgezind en mompelde in zijn baard. Hij plofte pardoes in haar zetel en snoepte van haar zoute nootjes.

'Die koeien, dat was toch geen goed idee.' zei hij. 'Maar ik had geen andere keuze. Toen ik mijn rendieren ging halen, stuitte ik op de vakbondsafgevaardigde van de rendierenbond. Mijn dieren staakten, volgens hem. Ze hadden te weinig loon en hun werkuren waren niet voldoende gespreid, volgens hem. Het werd ook tijd voor extralegale voordelen, volgens hem. En of ik kon meegaan in hun eisen en wou onderhandelen. En ze vroegen ook een dertiende maand, volgens hem. Maar ik had geen tijd. Ik kan toch geen dag later met de cadeautjes rondkomen?' Hij keek haar vragend aan. Ze schudde, met haar mond open, instemmend neen en hoorde boven een verdachte lading op de vloer ploffen. 'Dus nam ik maar de koeien van de buurman' ging hij verder. 'Maar die hebben geen ervaring met zo een slee. Hier boven jouw huis liep het mis. Ik moest een scherpe bocht maken en die hoofdkoe ging uit de bocht. Ze was in paniek en geraakte los uit het span en patatboem, door uw dak!'

Ondertussen had hij haar fles bessenjenever in zijn gehandschoende worstenvingers en had hij haar champagneglas gebruikt om te drinken. Het ging vlotjes binnen. Het tweede glas werd al gevuld. Hij krabde zich misnoegd in zijn baard. 'Bij de vorige bezoeker was het betere jenever', zei hij.

Ze staarde naar het plafond, alsof ze erdoor kon kijken, in de hoop dat die koe zich daar wat kon gedragen. Het draaide in haar hoofd, maar ze had geen idee of het van de champagne was of van wat er zich in haar huis afspeelde. De hele fles jenever was ondertussen soldaat en de kerstman waggelde naar de voordeur. Met één vingerknip in de richting van haar bovenverdieping (van haar huis, niet van haar hoofd) zorgde hij ervoor dat de koe naast hem stond. Hij nam zijn ceintuur, deed die rond haar nek en ging op pad. Zonder zelfs maar dag te zeggen. 
Hij was de straat nog niet uit of daar stopte een politiewagen. De koe stopte gehoorzaam bij hun kordate bevel en hield de kerstman recht. De agenten keken heel bedenkelijk. De jeneverlucht was opvallend aanwezig. Ze ging wat dichterbij, benieuwd naar hoe dit ging aflopen. Het toestel voor de alcoholcontrole werd bovengehaald, maar daar had de kerstman geen oren naar. Hij lalde maar door over stakende rendieren en vakbondsafgevaardigden en koeien die geen vliegervaring hadden en uit de bocht gingen en interims die geen kwaliteit te bieden hadden... Daar stonden de agenten dan: een zatte man die zich uitgaf voor de kerstman en een koe die alleen maar 'meeeeeuuuuuuh' zei. Het liep vervolgens helemaal uit de hand. De agenten wisten er niets beter op te vinden dan iemand van de psychiatrische afdeling te laten komen. Die bolle buik van de kerstman zat in de weg om hem in een dwangbuis te steken, maar uiteindelijk ging hij toch mee. Ze nam de koe dan maar mee en zette ze in haar tuin.

'Ha, Nicolaas!', zei de kerstman toen hij eindelijk in de recreatieruimte mocht komen. 'Wat doet gij hier? Hebben ze u ook te pakken genomen?'
'Dat kan je wel zeggen', zuchtte Nicolaas. Hij krabde in zijn baard, verveeld met de situatie. 'Ik weet nog altijd niet waarom ze mij opgepakt hebben. Zoals elk jaar nam ik gewoon een kind op schoot en zei: 'wat ben je toch een lief kind'. Toen gaf ik dat jongetje een dikke knuffel en voor ik het wist werd ik van mijn troon gesleurd, vlogen de moeilijke woorden me rond de oren en nu zit ik hier. En jij? Wat doe jij hier?'

'Ach, zei de kerstman. Dat is een lang verhaal...'


Fijne feesten allemaal!

woensdag 15 december 2010

Pareltjes (deel 4)

gevarentaal 
wonderzoek 
weefvliegtuig 
zonsopvang 
peerwerpen  
schreeuwwitje 
pestkastje 
dochters van wacht 
zwaardbeving 
dierenlefhebber 
gemeenteluis 
ik stel mezelf ter beschrikking 
stuurbeklachtiging 
wegversnauwing 
kluisspin 
het mereldeel 
stringkasteel 
pitloze duiven 
frietsuiker 
torteldruiven 

Wil je nog pareltjes? 

woensdag 8 december 2010

Witte stilte



Ze kwamen stil. Geruisloos tijdens de nacht. Eerst was er eentje. Al vlug volgden er een paar. Binnen enkele minuten waren het er honderden, duizenden. Ontelbaar.

De stilte overheerste. Niemand die hen opmerkte. De wereld hulde zich in onwetendheid. Mensen woelden in hun slaap, niet wetende welke invasie er plaatsgreep. Het was indrukwekkend hoe ze met honderdduizenden stilzwijgend te werk gingen. Na een tijdje klitten ze samen, versmolten ze zich en werden ze één.


Een ogenschijnlijk zachtaardig pact, met een verraderlijk ondertoontje...




vrijdag 3 december 2010

Lieve Sinterklaas


De eerste week van december stromen de brieven voor Sinterklaas weer binnen. Vaak zijn de omslagen zelfs niet leesbaar en de inhoud van de brieven komt toch wel altijd op hetzelfde neer. Jean had er een beetje genoeg van. Het werk op zich was al redelijk saai en dan bleken de brieven van de kinderen ook nog saai te zijn: ik wil dit, ik wil dat, ik ben heel braaf en blablabla. Jean baalde. Nog een paar maanden en hij mocht met pensioen.

Die ene brief viel op. De omslag was niet versierd, maar het handschrift was duidelijk dat van een kind. Vooruit dan maar, even een kijkje nemen of deze briefschrijver ook veel snoep en een Nintendo op zijn verlanglijstje heeft staan.

Vreemd: geen versieringen, geen tekeningen, gewoon een korte tekst. Even lezen, mompelt Jean.

Lieve Sinterklaas,

Ik ben Jordi en ben 8 jaar. Mijn mama en papa zijn gescheiden. Dat is niet zo erg want mijn papa was altijd heel boos op mama. Zeker toen oma hier kwam wonen. Nu is papa weg. Ik heb hem nooit meer gezien. Nu is mama boos, want ze zegt dat hij voor mij moet betalen en dat niet doet. Oma is er ziek van geworden. Ik doe heel hard mijn best om voor oma te zorgen, maar dat is niet gemakkelijk want ik vind dat ze stinkt. Ik moet mama ook veel helpen want mijn zusje zit in haar buik. Nu kan mama mij niet meer naar school brengen, want papa heeft de auto meegenomen en mama kan geen nieuwe betalen. Ik ben al groot genoeg om met de fiets te gaan, maar ik heb geen fiets. Van papa zal ik hem niet krijgen. Daarom vraag ik aan u een fiets. Ik heb er een gezien die heel goed is. Hij kost € 150. Wil je me die geven, Sinterklaas? Ik zal dan geen vies gezicht meer trekken als ik oma moet helpen om wat rechter te zitten in haar bed. Voor mama zal ik de afwas af en toe eens echt doen in plaats van hem te laten uitlekken door Flappie.

Groetjes,

Jordi’

Jean zag meteen zijn kindertijd in een flits passeren. Hoe zijn vader zijn moeder sloeg, tot die smeekte om te stoppen. Hoe zijn grootvader de scepter zwaaide vanuit zijn ziekenbed, hoe... ach, Jean kreeg een krop in de keel. Jordi, met zijn onopvallende brief, had het gepresteerd om Jean te beroeren. Nog geen vijf minuten later liep Jean rond in het kantoor met de brief. Hij las hem voor en voerde een vurig pleidooi voor dit jongetje. Veel van zijn collega’s waren ook mama of papa of grootouder en rond deze tijd van het jaar gaat het strijken over het hart wat gemakkelijker. De volgende dag had Jean € 133 ingezameld voor Jordi. Hij maakte er een mooi pakketje van en verstuurde het geld naar het adres dat Jordi zo nauwgezet genoteerd had. Precies op 6 december zou hij het ontvangen. Jean ging tevreden naar huis. In gedachten ziet hij hoe het jongetje tranen van geluk huilt omdat hij zijn fiets kan kopen. Jean was vandaag een heel klein beetje heilig...

Een paar dagen na 6 december sorteert Jean nog een late brief voor de Sint. Hij herkent het handschrift. Zijn hart maakt een sprongetje. Fier loopt hij naar de collega’s. Hij voelt een warme gloed op zijn wangen. ‘Jongens, dat kadeeke heeft teruggeschreven! Die gaat tevreden geweest zijn. Goh, ik vind dat tof dat hij schrijft om ons te bedanken!’ Jean opent de omslag en op algemene aanvraag leest hij de brief luidop voor:

Lieve Sinterklaas,

Heel hard bedankt voor het geld voor mijn nieuwe fiets! Je had me ook gewoon een fiets mogen geven, dat was misschien beter geweest. Ik heb het geld meegenomen naar de fietsenwinkel en daar samen met de baas geteld. Weet je wat? Ik kwam € 17 tekort. Ik kan mijn fiets nu nog niet kopen. Het was heel lief van u om mij dat geld te geven en jij kunt er ook niets aan doen. Ik ben er echt zeker van dat je me € 150 hebt gestuurd, maar die rotzakken van de post zullen er wel een deel van gestolen hebben.

Groetjes,

Jordi’

Jean werd er stil van. Het was alsof hij die hand van zijn vader voelde. Hard en ongenadig. Over enkele maanden mocht hij op pensioen. Eindelijk.



Nog een Sinterklaasverhaal? Lees 'Dromen zijn bedrog' (klik)

woensdag 1 december 2010

16 kg suiker en 37 borstelstelen

Stipt om 8u00 zat ik aan mijn bureau. Mijn eerste werkdag als secretaresse van de wijkschool was begonnen. Ze hadden me al gewaarschuwd dat er best wel veel werk zou zijn. ‘Laat maar komen’, dacht ik. Ik was er helemaal klaar voor. Een paar weken geleden had ik mijn cursus boekhouding tot een goed einde gebracht. Het leek me het beste dat ik daarmee zou beginnen. De boekhouding dus.

De directrice begroette me met een geforceerde, zenuwachtige glimlach. Ze deed haar best om vriendelijk te zijn. Juf Elly, een vriendin van me, zei me dat de directrice geen secretaresse wou. Ze wou het allemaal zelf doen. Alleen. Maar het werk stapelde zich maar op en het schoolbestuur greep in. Er kwam dus een secretaresse: ik. Mijn bureau was een puinhoop. Alles lag door elkaar. Hier en daar vond ik wel een logica in de stapeltjes. Zo kon ik niet werken, dus daar maar eerst eens orde in scheppen!

Nog geen uur ging voorbij of de telefoon ging. Ik schraapte mijn keel en wou opnemen met het zinnetje dat ik gisterenavond stilletjes geoefend had. Nog voor mijn hand de hoorn vasthad, had zij al opgenomen. Verbaasd keek ik haar aan. Was dat vanaf nu niet mijn taak? Ze draaide zich om, boog wat voorover en mompelde wat in de telefoon. ‘Straks’, zei ze. ‘Straks’. Ik ging verder met mijn werk.

‘Tot straks’, zei ze. ‘Ik moet wat aankopen doen voor de school. Over een uurtje ben ik terug.’ Ze keek me niet eens aan, griste haar jas van de stoel en ijlde de gang door. Ik knikte in het niets. ‘Tot straks’, zei ik dan maar tegen haar lege bureaustoel. Toen zag ik het mapje liggen. Het lag onder haar bureau. Ik stond recht en raapte het op. ‘AANKOPEN SCHOOL’ stond er op.

Het mapje trok mijn aandacht. Ik had in de vele stapels heel wat facturen gevonden die ik daarin zou kunnen klasseren. Nu wist ik meteen waar ik mee kon beginnen. Maar ik wist toen nog niet waar het zou eindigen...

Na inventarisatie kwam ik in één schoolweek op volgende aankopen, steeds in dezelfde winkel: 16 kg suikerklontjes en 37 borstelstelen. Blijkbaar ging ze vaak naar de winkel. Ze kocht dan een kilogram suiker of een borstelsteel. Maar waarom dan een paar uur later opnieuw? Wat doen ze in een school met zoveel suiker of borstelstelen? Ik begreep er niets van. Hoe kon ik dat verantwoorden in mijn boekhouding?

Ik ging op onderzoek uit. In de leraarskamer stond een kast waarin de suiker bewaard werd. Er stond maar één pak. In de bergruimte stond wat poetsgerief, maar ook hier niets speciaals. Waar zou ik nog kunnen kijken? De kelder! Ik nam de sleutel uit haar lade en ging de kelder in. Het stof en de spinnenwebben maakten plaats voor mijn verbazing. Het rek tegen de muur was van boven tot onder gevuld met suiker. Netjes gestapeld. Het leek alsof ik in de opslagruimte van een suikerfabriek terechtgekomen was. Tegen de muur stonden honderden borstelstelen recht. Eenzame, verstilde soldaten met rechte rug. Klaar om gefusilleerd te worden. Ik schudde mijn hoofd om de spinnenwebben en de verbazing te verjagen maar dat lukte niet.


Vier straten verder, in een auto, aan het eind van de parking van het warenhuis...

‘Lieveling, ik kan je zo niet langer meer ontmoeten. Ik heb nu een secretaresse. Het zal teveel opvallen. Trouwens, ze gaan de parking hier aan het warenhuis heraanleggen. De beplanting gaat verdwijnen. Het is te riskant.’ – ‘Ach, kom, neem me nog eens goed vast. Maak je geen zorgen. Koop straks nog wat suiker of een borstelsteel. Maar eerst wil ik een kus!’