woensdag 23 maart 2011

Op z'n Amerikaans

Lees jij de gebruiksaanwijzing op de verpakkingen? De meeste mensen doen dat niet. Vaak zijn ze ook totaal overbodig. Maar vaak zijn ze ook de reden dat er een proces wordt aangespannen tegen de producent. Amerika spant hierin de kroon. Enkele voorbeelden...


Ik ben er zeker van dat jij vanaf nu toch regelmatig de gebruiksaanwijzingen op de verpakkingen zal lezen. Niet?


woensdag 16 maart 2011

Te laat

Ik keek naar het meisje in de schoolbank. Zeven jaar is ze. Mooi, leuk en populair. Ze heeft altijd een glimlach om de mond. Ook nu. Ik probeer te raden wat er in haar hoofdje omgaat, maar dat lukt niet. Misschien vat ze het zelf niet?

Deze morgen kwam haar papa naar mij op de speelplaats. ‘Dag juf, heeft u vijf minuutjes?’ zei hij. Ik maakte graag tijd voor hem, ook omdat ik hem wou zeggen dat zijn kindjes altijd te laat op school waren. Maar daar heb ik niets over gezegd. Dat ging niet.

De papa vertelde me dat zijn vrouw ziek was. Niet zomaar ziek. Terminaal ziek. ‘Nog 6 maanden maximum’, zei hij. Geen enkel woord kreeg ik uitgebracht. Ik dacht aan de mama, die elke dag te laat was. Elke dag kuste ze haar kinderen aan de schoolpoort als de les al begonnen was… Elke dag stoorde het me. Wat was ik op dit moment blij dat ik er nooit iets van gezegd had.

Ze nam ijverig haar rekenboek. ‘De kinderen weten het’, zei de papa. ‘We hebben het hen uitgelegd.’ Hij zei er niet bij of de kinderen het ook begrepen hadden. Op haar gezichtje stond nog steeds die vrolijke glimlach. Haar mama is terminaal ziek. Hoe abstract klinkt dat toch… Net zo abstract als ‘de brug over 10’. Die brug is er ook niet echt. Zes maanden. Dan zit ze bij een andere juf, in het volgende leerjaar.

Ik hoop zo hard dat haar glimlach zal blijven, ook na die brug. Vooral die brug van 6…


woensdag 9 maart 2011

Wat zou jij doen?

Ze was net oud genoeg om alleen met de auto te mogen rijden. ’s Morgens, nog voor het fluiten van de vogels, nam ze het bestelbusje van haar moeder. Haar rusteloosheid was te groot en moest kunnen uitbreken. Zoals de wind in een vergeten straathoekje bleef wervelen, zo zocht zij naar een uitweg. Honderden kilometers verder belde ze een vriendin.

‘Kathy, waar zit je? Iedereen is zo ongerust. Je ma heeft de politie gebeld. Je bent gek, Kathy. Waar ben je nu?’ Kathy haalde even diep adem en zei toen: ‘Wat zou jij doen in mijn plaats? Als het zelfmoord is om te blijven en nog erger als ik wegga?’ Ze verbrak de verbinding. De stilte omhulde haar. Ze reed verder, met de automatische piloot in haar hoofd op actief. In Frankrijk was de benzine op, net zoals haar geld. Ze vond een slechtbetaald baantje in een café. Vrienden had ze niet.

Elke vrijdag speelde François met zijn gitaar in het café. Ze werd verliefd op hem. Hij was goed, maar niet voor haar. Hij had diepe, donkere ogen, waarin je niets kon lezen. Precies wat ze wilde. Op een vrijdag kwam hij niet meer. Alles wat hij had meegenomen was zijn gitaar en haar gebroken hart. Er lag een briefje:  ‘Kathy, ik moet vertrekken. Wat zou jij doen in mijn plaats? Het is voor mij zelfmoord om hier te blijven en nog erger als ik vertrek... Liefs, François.’ De baby in haar buik stampte even. Ze zou haar dochter ‘Francy’ noemen.

Francy had een sterk karakter en donkere, diepe ogen. Ze groeide op en had niet veel meer dan de liefde van haar moeder en een paar versleten cowboyboots. Toen ze haar rijbewijs haalde, zei ze: ‘Ik moet even weg, maar ik kom terug.’ Kathy knikte. Wat zou je zelf doen als het zelfmoord is om hier te blijven? En toch is het erger als ze echt vertrekt...




woensdag 2 maart 2011

Boon

De zon was ongemerkt opgekomen. Zoals altijd deed ik een wandeling door de stad. In de kunstgalerij hield ik even halt. Het portret van mijn moeder hing er nog steeds. Lea, heette het. Het was meer dan 40 jaar geleden dat ze voor me poseerde. Ik kende elk detail van haar. Het schilderij was te koop. Ze was een goede, lieve moeder voor mij geweest. Op de laatste dag van februari was het haar begrafenis.

Ik staarde door het glas, maar zag vooral herinneringen. Een discreet kuchje rukte me uit mijn dwalende gedachten. Naast me stond een netjes geklede man. Ik zag hem in de spiegeling van het raam. Hij gebruikte het glas om naar mij te kijken. Ik wendde me naar hem toe en mompelde een ‘goedemorgen’. ‘Dag meneer Verstraeten’ antwoordde hij meteen terug. Ik was verrast en keek hem aandachtig aan in de hoop hem te herkennen.

‘U kent me niet’, zei hij. Hij dook wat weg in de kraag van zijn jas en glimlachte alsof hij niet wist hoe hij verder moest. ‘Ik heb enkele maanden geleden met haar getelefoneerd’. Hij wees naar het portret van mijn moeder. Ik keek naar het schilderij en weer naar hem. ‘Ze belde me op, verontschuldigend, om te vragen of ze bij meneer Lanckman was terechtgekomen. Ze zocht Willem Lanckman. Dat is mijn vader.’

Weer keek ik naar mijn moeder, dwars door de weerspiegeling van het glas. Hoe kenden zij elkaar? Ik had nog nooit van die naam gehoord. ‘Ik zei haar dat mijn vader nog tot 10 maart in Zuid-Afrika verbleef, bij mijn zuster. Ze vertelde nu languit dat ze lang gezocht had, dat ze al vele nummers uit het telefoonboek had geprobeerd. Toen ik haar naam vroeg, zei ze er meteen bij dat ze jouw moeder was, de bekende schilder. Ze was zo blij dat mijn vader nog leefde...’

Waarom zocht mijn moeder in haar laatste dagen naar de vader van deze man? Heeft ze haar einde voelen naderen en hem nog iets willen zeggen? Het raadsel werd alsmaar groter. Het portret in de galerij leek me aan te kijken met een lichte twinkeling in de ogen.

‘Ik vroeg haar of ik een boodschap kon aannemen, maar dat wou ze niet. Ze zou in maart terugbellen. Een beetje verlegen vertelde ze erbij dat ze een grote boon had voor Willem, mijn vader. Ze wou hem graag nog eens horen.’ De man keek me afwachtend aan. Omdat ik geen enkel woord kon bedenken dat nu zou passen, zweeg ik maar.

‘U wist hier niets van?’ Ik schudde langzaam mijn hoofd. ‘Het maakte me nieuwsgierig’, ging de man verder. ‘Mijn ouders zijn getrouwd in 1960, maar mijn moeder is al in 1977 gestorven. Ik had zo graag aan uw moeder gevraagd of ze die boon voor mijn vader had voor 1960 of erna. Weet u daar iets van? Zou u het haar willen vragen?’ Weer schudde ik mijn hoofd. ‘Ze is vorige maand gestorven’, zei ik. De man knikte. We bleven onwennig tegenover elkaar staan. De stilte werd ongemakkelijk. ‘Dan ga ik maar’, zei hij en hij nam bij wijze van afscheid mijn arm even vast. ‘Goedemorgen nog’, mompelde hij toen hij zich omdraaide en wegstapte. Ik knikte naar zijn rug en voelde even aan mijn arm, daar waar hij zijn hand had gelegd. De vrouw die Lea heette, keek me ondeugend aan. Geen weerspiegeling kon haar tegenhouden. Ik dacht dat ik elk detail van haar kende. Met een knipoog nam ik afscheid van haar. De zoon van haar boon was de straat al uitgewandeld.