Ik druk mijn neus
tegen het glas. Hier geraak ik nooit meer uit. Mijn voeten staan in de sneeuw,
het water staat aan mijn mond. Ik wil schreeuwen, maar dat lukt niet. Het water
sijpelt langzaam binnen en verstomt elke kreet.
Er is niemand bij me.
Mijn handen zoeken naar een deur, maar de wand is naadloos, glad en veel te
dik. Ik zie wat er rondom mij gebeurt, maar ik kan er niet bij. Ik hoor mensen
praten, maar alles klinkt hol en ver weg.
Ik lijk wel van
plastic. Mijn voeten zijn vastgeplakt en bewegen niet. Alles rond me gaat
traag. Alles is wit. Iedereen loopt aan mij voorbij. Af en toe word ik even
opgetild en schudt men me hevig heen en weer.
Ik voel de koude
niet. Ze raakt me niet. Het zijn de stemmen, de gesprekken, die me niet kunnen
bereiken, die me verdrietig maken. Het niet vinden van de deur. Het vastzitten
van mijn voeten. Het schudden en daarna vergeten worden.
Mijn glazen bol is
koud. Ik sta op de schouw. Mijn wereld gaat traag. Mijn voeten willen dansen. Het
sneeuwt enkel als je met mij schudt. Jouw stem klinkt hol en alles rond me
wordt troebel. Ik geraak hier nooit meer uit.