woensdag 30 januari 2013

Bol


Ik druk mijn neus tegen het glas. Hier geraak ik nooit meer uit. Mijn voeten staan in de sneeuw, het water staat aan mijn mond. Ik wil schreeuwen, maar dat lukt niet. Het water sijpelt langzaam binnen en verstomt elke kreet.

Er is niemand bij me. Mijn handen zoeken naar een deur, maar de wand is naadloos, glad en veel te dik. Ik zie wat er rondom mij gebeurt, maar ik kan er niet bij. Ik hoor mensen praten, maar alles klinkt hol en ver weg.

Ik lijk wel van plastic. Mijn voeten zijn vastgeplakt en bewegen niet. Alles rond me gaat traag. Alles is wit. Iedereen loopt aan mij voorbij. Af en toe word ik even opgetild en schudt men me hevig heen en weer.

Ik voel de koude niet. Ze raakt me niet. Het zijn de stemmen, de gesprekken, die me niet kunnen bereiken, die me verdrietig maken. Het niet vinden van de deur. Het vastzitten van mijn voeten. Het schudden en daarna vergeten worden.

Mijn glazen bol is koud. Ik sta op de schouw. Mijn wereld gaat traag. Mijn voeten willen dansen. Het sneeuwt enkel als je met mij schudt. Jouw stem klinkt hol en alles rond me wordt troebel. Ik geraak hier nooit meer uit.



woensdag 23 januari 2013

Vivaldi




Je kwam in de winter. Het was de warmste winter ooit, vol passie en vuur. Warme kussen en lange omhelzingen. Sneeuw noch ijs konden me deren. Je breide voor mij een cocon die koudebestendig was en groot genoeg voor ons samen.

Toen de lente kwam, kreeg je de neiging om je vleugels uit te slaan. Je wou op ontdekking. Ik kon je niet tegenhouden en wilde dat ook niet. De lente rook heerlijk. Bloesems maakten je wild. Ik legde mijn cocon af.

De zomer bracht rust. We baadden in het zinderende licht en genoten van elkaar en van een gekke cocktail op het terras. Een cocktail die nog moest uitgevonden worden en mijn naam zou dragen. Zomerstormen bleven uit. De nachten waren zo lang als wij zelf wilden.

Het vallen van de bladeren deed me de cocon terug opzoeken. Er zat mot in. Voorzichtig droeg ik hem naar je toe. Je keek er naar en haalde je schouders op. Zonder een woord draaide je je om. Mijn hart verpulverde in duizend stukjes. Het laatste blaadje viel. De herfst was ongenadig.

Nooit is de winter zo koud geweest als nu. Al nachtenlang vriest het in mijn hart. Het is zo ijzig dat ik zelfs niet durf te denken aan de lente. Zal het ooit nog zinderen in de zomer? Ik leg mijn hand op het raam en kijk naar de sneeuwvlokjes die onophoudelijk vallen. Een koudegolf raast over het land.




woensdag 16 januari 2013

Fragile

Fragile


Ik zou je iets willen geven,
iets heel zorgvuldig verpakt
misschien wel met een brokaten lint
of in een geurend houten doosje.

Iets dat ik vooraf nog lang bekijk
en zachtjes in mijn handen houd
terwijl ik het glimlachend uren ronddraai
en er zoveel mogelijk liefde in steek.

Ik weet al wat ik je zal geven
maar niet hoe ik het verpakken moet
Ik weet al hoe ik het je zal geven
maar niet hoe je het zal aannemen.

Zal je het fijne kostbare lint wel zien
of zomaar het ritselend papier verscheuren?
Zal je je vinger over de verpakking laten glijden
alsof je het nu al bijzonder mooi vindt?

Er rest me nog één klein probleem:
wat ik je wil geven kan ik niet verpakken.
Niet dat het vluchtig of ontastbaar is
maar tedere kusjes breken zo vlug...



woensdag 9 januari 2013

Tijd


Tijd

De kraaien roepen me.
Ze verkondigen mijn einde
met beloftes van rust en stilte,
en een warm omhulsel
zonder vragen.

De kraaien roepen me,
luider en luider
met beloftes van verademing,
en een veilige nacht
zonder dromen.

De kraaien roepen me,
dwingend en overtuigend
met beloftes van zielenrust,
en een nooit eindigende,
bodemloze slaap.

De kraaien roepen me.
Het is niet dat ik ze wil horen
maar het roepen maakt me moe.
Het oorverdovende breekt me.
Het is tijd om te gaan.