maandag 26 oktober 2015

Wit



Alles ging vlot. Iedereen schoof netjes aan en de rij vorderde snel. Er was geen controle, niemand had bagage, er moesten geen documenten getoond worden. Het maakte immers niets uit. Ondanks de drukte was het stil. De stilte was zwaar en dik en vulde de ruimte. Ik kreeg een voorzichtig maar aanmanend duwtje: de rij was weer gevorderd en ik had het niet gezien doordat ik zo aan het rondstaren was.

Snel sloot ik aan, zonder om te kijken wie me dat porretje gegeven had. Hier deed niemand nog moeite om een ander te leren kennen. De lange rij waarin ik stond verdween in een grijze tunnel. Achter me sloot een deur. Gelaten volgde ik de stroom. We liepen door een volgende deur en vulden de zetels die er stonden. Er viel geen woord. Iedereen was in zichzelf gekeerd. Over veiligheidsgordels werd er niet gesproken. Ze waren er ook niet en dat deed me even cynisch grijnzen. De man naast me keek me koel en ongeïnteresseerd aan. Ik probeerde me te focussen op iets anders maar er was niets. Alles was wit, saai en steriel.

We vertrokken. Geluidloos en haast onopgemerkt. Raampjes waren er niet maar ongetwijfeld was er aan de andere kant net hetzelfde: saaie, steriele wittigheid. Ik keek zo onopvallend mogelijk om me heen.

Er was iets veranderd. Alle medereizigers waren kleurloos geworden. Buiten de kleur van hun huid en haar was nu ook alles wit. Ook bij mij. Ik hapte naar adem. Ik wilde dit niet! Het was een vergissing! Ik moest hier weg…

Ik trok aan mijn kleren alsof de kleur daarmee zou terugkomen en stampte met mijn voeten op de grond. Maar het had geen effect. Paniek nam het nu over. Zonder nadenken klauterde ik over de man naast me, ik voelde hoe mijn ellenboog zijn kaak raakte. Hij reageerde niet. Op de middengang keek ik opgejaagd om me heen. Wat nu? Naar waar nu?

Ik liep de gang af. Niemand keek op of om. Eindelijk… een deur! Ik kwam in een sas terecht en wachtte tot de ene deur dichtging en de andere zich opende. Het lukte! Ik sprong eruit. Vallen deed ik niet. Ik stond gewoon een beetje verder. Alles om me heen was wit en ondoorzichtig. Een verbetering was het blijkbaar niet. Ik hoorde een zacht, sissend geluid: de deur sloot zich. Maar waar was ik? Ik kon nergens naar toe.

Een paar minuten geleden leek het nog alsof er een doel en een eindbestemming waren, maar nu was er niets meer. Alles stopte hier in dit witte vacuüm. Ik had spijt van mijn beslissing. Ik wilde terug. In ieder geval wilde ik hier niet zijn. Weg! Vlug! Ik stapte naar de deur waar ik doorgekomen was. Geen klink, geen bel. Niets. Ik klopte erop maar er was geen geluid. Ik riep, maar mijn woorden werden meteen opgeslorpt en bleven onhoorbaar. Ik klopte luider. Met al mijn kracht brulde ik de ziel uit mijn lijf.

Het bleef stil. Angstaanjagend stil. Ik liet mijn vingertoppen langs de naden van de deur glijden in de hoop iets te vinden. Maar ik vond niets. Ik zette mijn nagels in de naad en begon te trekken met al mijn kracht. Er kwam geen beweging in. Ik bleef roepen maar besefte dat ik geen geluid produceerde. Plots zag ik een schermpje dat oplichtte. Er verschenen woorden. De zinnen gleden traag voorbij en herhaalden zich voortdurend. Ik keek ernaar, liet het doordringen en besefte het nu pas helemaal. Er was geen weg terug.

‘Deze deur opent zich alleen als er aan de andere kant iemand vrijwillig en met een positief gevoel tegen duwt… Deze deur opent zich alleen als er aan de andere kant iemand vrijwillig en met een positief gevoel tegen duwt… Deze deur opent zich alleen als er aan de andere kant iemand vrijwillig en met een positief gevoel tegen duwt… Deze…’

Langzaam liet ik mijn hoofd zakken. De tekst doofde uit. Ik zakte op mijn knieën, huilend. Toen ik naar mijn handen keek zag ik dat die ook wit geworden waren. De omgeving slorpte me op. Alles verdween. Er restte alleen nog wit.