maandag 23 augustus 2010

Tommie

‘Hallo’, zei hij, alsof dat de normaalste zaak van de wereld was. Dat was het niet. ‘Hallo’, zei hij nog eens er hij lachte naar me.

Vijf minuutjes eerder had ik iedereen vrolijk uitgezwaaid. Papa doet op zondag iets leuks met de kinderen. Vandaag werd het een fietstocht. De kinderen blij en ik ook. Rust, dacht ik. De krantenstapel wegwerken, mails lezen, wat luieren, ... De namiddag zag er veelbelovend uit.

Ik gaapte naar hem. Hij keek, onschuldig lachend, terug. Als je denkt dat je alleen thuis bent en je loopt even de woonkamer in om de krant te halen, dan is het niet normaal dat er plots iemand ‘hallo’ tegen je zegt. Ik was sprakeloos.

Een jaar of vijf, schatte ik hem. Blond, krullend haar en heel charmant. Maar wat deed hij in mijn zetel, in mijn woonkamer? Ik begreep er niets van. Voor hem leek het heel gewoon.

‘Wie ben jij?’, vroeg ik. Meer kreeg ik niet gezegd. Het enige antwoord was weer een glimlach. Helemaal verdwaasd keek ik om me heen. We waren alleen. Wie was dat jongetje?

‘Wie ben jij?’, vroeg ik weer. Hij schikte de kussens en nestelde zich wat dieper in de zetel. ‘Doeternietoe’, zei hij, ‘maar ik blijf wel hier!’. Ik ging langzaam zitten in de andere zetel en bleef hem maar aanstaren. Een jongetje van vijf kan toch niet zomaar ineens alleen in iemand zijn zetel zitten? Zeker niets als je hem nog nooit gezien hebt. Hij was opvallend rustig en zelfzeker. Dat kon ik van mezelf niet zeggen...

‘Jij dacht lekker alleen te zijn, he?’, zei hij. Ik knikte. Ja, dat was wel zo. ‘En nu ben ik hier. En ik blijf, hoor.’ Ja, dat had hij nog al eens gezegd. ‘Heb je gisteren goed geluisterd naar wat je dochter zei?’ Ik dacht koortsachtig na over wat ze allemaal gezegd had. Dat is niet gemakkelijk, want haar mondje staat nooit stil. Zelfs als ze in haar bed ligt, tatert ze nog verder. Ik moest het antwoord schuldig blijven. Geen idee wat dat knulletje bedoelde. ‘Je weet het niet, he? Daarom ben ik hier. Omdat je het niet weet. Dat was niet lief van je. Je geloofde haar niet. En nu ben ik hier om te laten zien dat het echt waar is.’

Ik herinnerde het me. Ze zei, bij het slapen gaan, dat ik niet op dat ene plekje van haar bed mocht zitten. Dan zat ik op haar vriendje. Haar vriendje mocht geen pijn hebben. ‘Welk vriendje?’, vroeg ik lachend. Maar ze bleef heel ernstig en vond het duidelijk niet om te lachen. ‘Mijn vriendje is altijd bij mij’, zei ze. ‘Hij heet Tommie’. Ik had gelachen. Ze is toch zo schattig en slim en bedenkt altijd wel wat nieuws. ‘Slaapwel’, had ik gezegd, ‘zorg dat Tommie je niet wakker houdt met zijn gesnurk!’ had ik er nog aan toegevoegd. ‘Mama!’, zei ze verontwaardigd, ‘het is niet om te lachen!’ Ik gooide nog een handkusje en deed het licht uit. Dit hoefde ik niet ernstig te nemen.

‘Tommie?’, vroeg ik, ‘ben jij Tommie?’ Ik durfde het bijna niet te vragen. Dit was toch te gek voor woorden... ‘Geloof je het nu?’, zei hij. Ik knikte heel onzeker. Eigenlijk kon dit niet. ‘Het is niet leuk als mensen doen alsof je niet bestaat’, klonk het heel verontwaardigd. ‘Dus nu ben ik hier, nu weet je het. Ik ben een vriendje van je dochter.’

En nu? Wat moest ik nu doen? Met hem praten, toch maar de krant lezen, vragen hoe ik het goed kon maken? Ik had er echt geen idee van. Dit zou niemand geloven. Ik stond op en ging naar de keuken. Hij volgde me. ‘Koffie is niet lekker’, zei hij. Heb je niet wat melk?’ Mijn hand beefde een beetje toen ik een beker melk ingoot. ‘Dat is haar lievelingsbeker, met een paard op’, zei hij. De beker was in één keer leeg. Nog steeds verbouwereerd ging ik aan de keukentafel zitten. Toen ik mijn tas koffie neerzette, morste ik over de krant. Toen hoorde ik vrolijke kinderstemmen en het gerinkel van fietsbellen. Ik keek door het raam. Ze zijn terug! Ze moesten vlug binnenkomen en komen kijken en...

Ik draaide me terug om naar Tommie, maar die was weg. Mijn kinderen kwamen binnen, vrolijk, lachend, uitgelaten. Ze begonnen honderduit te vertellen maar stopten toen ze zagen hoe verward ik was. Ik stond op, ging naar de woonkamer, keek in de zetel. Niemand te zien.

‘Wat is er, mama?’ vroeg mijn dochter. ‘Ik, ik, ... och, het is niets’, zei ik en ik zette de lege beker vlug in de vaatwasmachine.


zondag 15 augustus 2010

Slaap


Je woelt
en draait
en wentelt

Je voelt
en aait
en lavendelt

Je dromen
met zuchten
en snikken

Je demonen
zij vluchten
en schrikken

Mijn blik
op je ogen
en je haar

Dit ogenblik:
ik bewogen
jij breekbaar




woensdag 11 augustus 2010

Pareltjes (deel 3)

gootouders
ADHDelhaize
leegschaal
wachtluisje
gestoorde haring
prulapen
pruimvee
wroetenzwijn
nachtbier
nagelslag
middelpuntvliedende klacht
vipzaag
knikkervisje
ruiterwisser
litenatuur
maanranding
draakneigingen
paneermail
bakmail
brokolie

Wil je nog pareltjes? Pareltjes, Pareltjes (deel 1), Pareltjes (deel 2)