maandag 25 oktober 2010

Nieuw


Niets zo goed als T-time met een koekje en een streepje muziek. Vanaf nu kan je hier en daar een kleine mp3-speler zien opduiken. Het staat je vrij om dat snufje te laten spelen, te negeren, te vervloeken of te ontdekken.

woensdag 20 oktober 2010

Wachten



Ze staan daar, in het donker. Sommigen alleen, anderen in trosjes. Ze hebben weinig met elkaar te maken. Hoewel ze soms met een vijftiental zijn, staat ieder toch op zijn eilandje. Het is oktober. Dan staan ze met hun schouders wat opgetrokken, hun hoofd zoveel mogelijk in hun jas. Ze schermen zich af tegen de kou 's morgens. Anderen zonderen zich af van hun omgeving door hun mp3-oortjes. Vaak kan je horen wat zij horen. Gratis. Je hoefde het zelfs niet te vragen.
Soms zie je hen de gsm bovenhalen en zie je razendsnel die duim over het toestelletje gaan om berichtjes te schrijven. Naast hen doet iemand anders net hetzelfde. Je vraagt je af of ze naar elkaar sms-en...


Hun houding is bijna altijd dezelfde: gelatenheid en verveling. Wie kan, leunt ergens tegenaan en staat wat onderuit gezakt. Af en toe heft er iemand het hoofd op, zonder veel verwachting. Daarna verdwijnt dat hoofd weer in de kraag van de jas. De gedachten worden weer afgesloten. Het wachten gaat gewoon verder.

De meesten zijn jong. Ze lopen wat gebukt onder hun eigenwijsheid. 
Anderen zijn zeker dubbel zo oud en voelen zich niet erg op hun gemak. Onwennig kijken ze rond, naar die jongeren. Onzeker of ze hen wel kunnen vertrouwen. De donkere morgen verstevigt hun twijfel. 
Dan heb je nog de hele jonge gevallen. Zij kunnen dit nog niet alleen. Ze worden vergezeld door één van de ouders, meestal hun moeder. Ook hier is de variatie groot. Je hebt de fiere moeder die netjes rechtop staat, mooi gekleed en haar haar al netjes in de plooi. Trots op haar kind, trots op haar taak. Maar je hebt ook de andere moeders: onder die lange jas zie je een pyjamabroek en, ondanks de kou, blote voeten in open slippers. Dan heb je in deze categorie nog eens een opdeling: diegenen die zich niets aantrekken van de fronsende blikken en die, die spijt hebben dat ze niet wat vroeger begonnen zijn om de ochtend van hun lijf weg te werken en niet kunnen wachten tot het wachten stopt.
Eén ding hebben ze gemeen: ze wachten. Allemaal. Kind, tiener, senior, ... iedereen gelijk. Iedereen wacht even lang.
Het donker lost langzaam op. Voeten schuifelen ongeduldig heen en weer. Handen worden uit de jaszakken gehaald om op horloges te kijken. Tassen die op de grond stonden, worden weer in de hand genomen. Men wordt ongeduldig. Eén iemand zet een stap naar voor en steekt zijn nek uit om wat verder te kunnen kijken. De anderen kijken hem meewarig aan. Zij weten dat dat niet helpt. 
Hier en daar klinkt een zucht. Iemand knikt instemmend.
Wachten.
Busje komt zo. Hopelijk.

zaterdag 9 oktober 2010

Doorzicht




Ze was zo mooi. Als ze verdriet had, werd ze bijna doorschijnend. Kon hij maar echt door haar heen kijken om te zien waar dat verdriet vandaan kwam. Ze zei niets. Hij vroeg niets. Hij wist niet hoe hij erover moest beginnen. Gevoelens lagen nogal gevoelig. Bij hem thuis werd daar niet over gepraat.
Ze huilde. Langzaam vond een traan de weg naar haar kin. Na een tijdje drupte de traan op de tafel. Hij kon alleen maar kijken hoe die traan even later gezelschap kreeg en hoe zij nog doorzichtiger werd.
Om middernacht stond ze op. Hij volgde haar naar de slaapkamer. Zonder een woord ging ze op bed liggen. De tranen bleven komen, maar volgden nu een andere weg. Uren bleef hij naar haar kijken. Ze viel in slaap. Hij vond het fascinerend om te zien hoe ze slapend bleef huilen. Geruisloos en doorschijnend.
Ze leek verder dan ooit. Hij moest opstaan. Het was tijd om naar het werk te vertrekken. Heel behoedzaam veegde hij een traan van haar wang. Hij keek ernaar, alsof hij daardoor haar verdriet zou kunnen begrijpen. Het leken wel parels. Onverklaarbare parels. Hij keek nog één keer om.
Ze zag hem vertrekken. Haar eenzaamheid was compleet. De leegte kon niet groter worden dan dit. Alles in haar stroomde weg, ver weg. Ze liet het gaan, liet de tranen stromen. Oneindig veel doorzichtige parels. Het was goed zo. De eenzaamheid vormde een cocon rond haar, die ze dichterbij trok. Eindeloos stroomden de tranen verder.

maandag 4 oktober 2010

Plat National

September 1986. Martijn zat wat onwennig rond te kijken. Hij was met de fiets gekomen en nu hij binnen was, besloegen zijn brilglazen helemaal. Het was druk in het studentenrestaurant. Het nieuwe academiejaar was nog maar 2 dagen bezig.

Martijn keek rond, maar kende er niemand. Dat kon ook niet, want van zijn dorp was er niemand naar de universiteit van Leuven gegaan. Veel vrienden had hij ook niet in zijn dorp. Ze vonden hem maar vreemd: altijd met zijn neus in de boeken en in de klas stelde hij vragen aan de leerkrachten, waar die dan tot hun ongenoegen, geen antwoorden op wisten. Ze lieten hem met rust. Martijn was een rare jongen. Ze zouden hem vlug vergeten in het dorp. Niemand wist wat ze met hem aanmoesten.

‘Geschiedenis van de Oudheid’ aan de faculteit Letteren, had hij gekozen als richting. Zijn boeken en cursussen had hij al een paar maanden op voorhand in bezit. Enkele cursussen had hij zelfs al helemaal doorgenomen. Martijn wou goed voorbereid zijn. Hij nam studeren heel serieus. Zijn eerste lessen vielen goed mee: hij wist precies waar het over ging, want de avond ervoor had hij alles nog eens goed nagelezen. Met potlood had hij in de kantlijn wat aantekeningen gemaakt. Hij zou aan de professor wat verduidelijking vragen bij die vage omschrijving in alinea 2.

Er kwam een koppeltje aan zijn tafel zitten. Ze lachten en deden heel uitgelaten. Martijn hield er niet van. ‘Stoort het als we erbij komen zitten?’, vroeg de jongen. Martijn schudde glimlachend ‘neen’, maar alles in hem zei ‘ja’. Het koppeltje herschikte de dienbladen: het glas water en het dessertje werden even aan de kant gezet. Het meisje prikte giechelend enkele frietjes van het bord van de jongen. Hij sloeg speels met zijn vork naar haar hand en deed hetzelfde met haar frietjes.

Verlegen keek Martijn naar zijn bord. Het stoofvlees was op, de sla ook, nog één frietje lag er op zijn bord. Hij was zo gelukkig dat er studentenrestaurants bestonden. Hij kon zelfs geen ei bakken. Soep kwam uit een blikje en dan moest hij ook altijd opnieuw het etiket lezen om te weten hoeveel water erbij moest. Als er geen Alma bestond, zou hij alleen maar boterhammen met jonge kaas eten... Maar over het Byzantijnse Rijk wist hij dan weer alles.

Martijn had nog honger. Het eten was lekker en niet duur. De jongen aan zijn tafel zag hoe Martijn naar de frietjes in zijn bord staarde. Hij lachte. ‘Heb je nog honger? Wil jij ook mijn frietjes pikken? Dat gaat niet lukken, hoor!’ Hij stak zijn vork als een afweermiddel voor zich uit en stootte zijn liefje samenzweerderig aan. Het meisje lachte zwakjes, ze had wat medelijden met die sullige knaap. ‘Wil je nog frietjes?’ vroeg ze. ‘Dat kan hier, hoor. Je kan altijd frietjes gaan bijvragen.’

Het bord was leeg. Alles was op. Het laatste frietje ook. Martijn had goed begrepen wat dat meisje gezegd had: je kon frietjes bijvragen. Maar hoe? Moest je dan echt terug in die lange rij gaan aanschuiven? Daar had hij echt geen zin in. Maar extra frietjes zouden er wel in gaan. ‘Allez, waar wacht ge op? Sebiet zijn alle frieten op!’ zei de jongen. ‘Ik, euh, ik weet niet goed hoe dat hier gaat. Moet ik, euh, moet ik dan terug aanschuiven in die rij?’ zei Martijn. Het koppeltje keek hem verbaasd aan. Voor hen zat een écht groentje. Lieve help, hoe was dit toch mogelijk? ‘Weet je dat dan niet?’ vroeg de jongen. Martijn schudde verlegen zijn hoofd. Gisteren was hij ook met nog wat honger vertrokken. Hij was blij dat iemand hem zou inlichten. ‘Wel, luister goed. Het is niet moeilijk’, zei de jongen. Hij boog zich voorover en sprak Martijn stilletjes toe. Wat Martijn niet zag, was dat het meisje onder tafel een stootje gaf tegen het been van de jongen.

Martijn stond vastberaden op. Op weg naar meer frieten. Hij voelde zich wat licht in het hoofd. Zó eenvoudig was het! Dat hij daar zelf niet opgekomen was. Hij zou een extra portie frieten halen, die langzaam opeten en daarna terug naar zijn kamer gaan en nog wat studeren. Het leven lachte hem toe. Hij keek om naar de tafel waar hij zat. Zijn portefeuille lag er nog. Die nam hij toch beter even mee. Handig was dat niet: een dienblad dragen én die portefeuille. Het ding ging voor het gemak maar mee op het dienblad. Hij was er bijna. Nog een paar meter. Hij had geluk: er stond niemand voor hem. De jongen had hem duidelijke instructies gegeven. Hij kon de geur van de frietjes al ruiken.

Langzaam wachtte Martijn af tot hij het ritme van de lift begreep. Hij had enkele seconden om zijn dienblad erin te schuiven. Het was wel uitkijken. Vreemd toch dat er dienbladen tussenzaten met borden die niet helemaal leeg waren. Hij mocht thuis maar bijnemen als zijn bord leeg was. Nu zou het gebeuren: hij schoof zijn dienblad rustig en beheerst in de metalen geleiders van de lift. Met een luide, maar toch ook een beetje een trillende stem riep hij in de richting van de kelder: ‘één portie frietjes, één!’ Afwachtend keek hij zijn dienblad en zijn portefeuille na. Dan draaide hij zich hoopvol om naar de jongen die hem zo geholpen had.

Die moest zo hard lachen dat hij zich verslikte in een friet. Het meisje gaf hem nog een dreun. Martijn wachtte geduldig tot zijn dienblad weer voorbij zou komen...