Alles ging vlot. Iedereen schoof
netjes aan en de rij vorderde snel. Er was geen controle, niemand had bagage, er
moesten geen documenten getoond worden. Het maakte immers niets uit. Ondanks de
drukte was het stil. De stilte was zwaar en dik en vulde de ruimte. Ik kreeg
een voorzichtig maar aanmanend duwtje: de rij was weer gevorderd en ik had het
niet gezien doordat ik zo aan het rondstaren was.
Snel sloot ik aan, zonder om te
kijken wie me dat porretje gegeven had. Hier deed niemand nog moeite om een ander
te leren kennen. De lange rij waarin ik stond verdween in een grijze tunnel. Achter
me sloot een deur. Gelaten volgde ik de stroom. We liepen door een volgende
deur en vulden de zetels die er stonden. Er viel geen woord. Iedereen was in
zichzelf gekeerd. Over veiligheidsgordels werd er niet gesproken. Ze waren er
ook niet en dat deed me even cynisch grijnzen. De man naast me keek me koel en ongeïnteresseerd
aan. Ik probeerde me te focussen op iets anders maar er was niets. Alles was
wit, saai en steriel.
We vertrokken. Geluidloos en
haast onopgemerkt. Raampjes waren er niet maar ongetwijfeld was er aan de
andere kant net hetzelfde: saaie, steriele wittigheid. Ik keek zo onopvallend
mogelijk om me heen.
Er was iets veranderd. Alle medereizigers
waren kleurloos geworden. Buiten de kleur van hun huid en haar was nu ook alles
wit. Ook bij mij. Ik hapte naar adem. Ik wilde dit niet! Het was een
vergissing! Ik moest hier weg…
Ik trok aan mijn kleren alsof de
kleur daarmee zou terugkomen en stampte met mijn voeten op de grond. Maar het
had geen effect. Paniek nam het nu over. Zonder nadenken klauterde ik over de
man naast me, ik voelde hoe mijn ellenboog zijn kaak raakte. Hij reageerde
niet. Op de middengang keek ik opgejaagd om me heen. Wat nu? Naar waar nu?
Ik liep de gang af. Niemand keek
op of om. Eindelijk… een deur! Ik kwam in een sas terecht en wachtte tot de ene
deur dichtging en de andere zich opende. Het lukte! Ik sprong eruit. Vallen deed
ik niet. Ik stond gewoon een beetje verder. Alles om me heen was wit en
ondoorzichtig. Een verbetering was het blijkbaar niet. Ik hoorde een zacht,
sissend geluid: de deur sloot zich. Maar waar was ik? Ik kon nergens naar toe.
Een paar minuten geleden leek het
nog alsof er een doel en een eindbestemming waren, maar nu was er niets meer. Alles
stopte hier in dit witte vacuüm. Ik had spijt van mijn beslissing. Ik wilde
terug. In ieder geval wilde ik hier niet zijn. Weg! Vlug! Ik stapte naar de
deur waar ik doorgekomen was. Geen klink, geen bel. Niets. Ik klopte erop maar
er was geen geluid. Ik riep, maar mijn woorden werden meteen opgeslorpt en
bleven onhoorbaar. Ik klopte luider. Met al mijn kracht brulde ik de ziel uit
mijn lijf.
Het bleef stil. Angstaanjagend stil.
Ik liet mijn vingertoppen langs de naden van de deur glijden in de hoop iets te
vinden. Maar ik vond niets. Ik zette mijn nagels in de naad en begon te trekken
met al mijn kracht. Er kwam geen beweging in. Ik bleef roepen maar besefte dat
ik geen geluid produceerde. Plots zag ik een schermpje dat oplichtte. Er verschenen
woorden. De zinnen gleden traag voorbij en herhaalden zich voortdurend. Ik keek
ernaar, liet het doordringen en besefte het nu pas helemaal. Er was geen weg
terug.
‘Deze
deur opent zich alleen als er aan de andere kant iemand vrijwillig en met een
positief gevoel tegen duwt… Deze deur opent zich alleen als er aan de andere
kant iemand vrijwillig en met een positief gevoel tegen duwt… Deze deur opent
zich alleen als er aan de andere kant iemand vrijwillig en met een positief
gevoel tegen duwt… Deze…’
Langzaam liet ik mijn hoofd
zakken. De tekst doofde uit. Ik zakte op mijn knieën, huilend. Toen ik naar
mijn handen keek zag ik dat die ook wit geworden waren. De omgeving slorpte me
op. Alles verdween. Er restte alleen nog wit.
:-) blij dat je me weer gevonden hebt, dit is váste zo'n levende nachtmerrie, waarbij je blij bent dat je wakker wordt:-)
BeantwoordenVerwijderen