Als
kind hoorde ik wel eens dat sommige mensen een talenknobbel hebben. Uren heb ik
gespendeerd aan het zoeken ernaar op mijn eigen lichaam. Ik dacht dat het echt
een fysieke uitstulping was op een willekeurig ledemaat. Omdat ik het maar niet
kon vinden ging ik stiekem ook bij de mensen rondom mij op zoek. Hier en daar
vond ik wel iets, waarvan ik vermoedde dat het een talenknobbel kon zijn, maar
als ik hen dan vroeg naar hun kennis van het Engels, Frans, Duits, Spaans of
Chinees, kreeg ik enkel een vreemde wenkbrauwfrons als antwoord. Als ik er met mijn vingertje naar wees, dan kreeg ik een boze blik.
Nu weet
ik ondertussen wel dat ‘talenknobbel’ een abstract begrip is, iets dat je als
kind nog niet echt kan vatten. Mijn gevoel voor taal is vele jaren later
gelukkig goed ontwikkeld en ik hou echt van taal, in al zijn vormen. En wijzen
met mijn vinger doe ik ook niet meer.
Maar
als ik over de klanken nadenk, en vooral verder reflecteer en begin te
vergelijken, de woorden met smaak verder proef, dan kom ik toch weer tot
vreemde bedenkingen.
Het
Engels vind ik erg goed klinken en er zit wat mij betreft wel logica in. Maar
je hebt zo van die woorden…
Neem
nu ‘previously’: het klinkt als gesmolten kaas, langzaam sijpelend uit een
cordon bleu en in contact komt met een veel te hete pan.
‘Achievement’
geeft me altijd de neiging om iemand 'gezondheid' te wensen.
Als
ik ‘anybody’ hoor, doet dat me telkens aan een mortuarium denken.
En
‘breakfast’, dan zie ik een wat ruimere auto die veel te snel rijdt.
Bij
het woordje 'one', dat soms klinkt als 'won', begrijp ik het helemaal. Als je
de eerste bent, heb je nu eenmaal gewonnen.
In
het Frans heb ik het ook, dus het ligt zeker niet aan het Engels. Luister eens
naar ‘beaucoup’. Ik weet niet wat het met jou doet, maar ik denk dan aan een
mooi en geraffineerd kapsel. Er zijn ook veel woorden die echt klinken als een
onomatopee. ‘Chaque’, het kapmes bij de slager. ‘Tout’, een aarzelende toeter. ‘Peu’,
een defecte toeter. ‘Soit’, als je uitglijdt in je bad. ‘Mais’, een schaap dat
kort van stof is. ‘Moi’ is een klapzoen. ‘Eau’, een uitroep bij een prachtige
waterval. ‘Risque’ klinkt als een snelle haal over alle staafjes van een
xylofoon. Zo kan ik nog lang doorgaan. Begrijp me niet verkeerd: ook het Frans
kan ik wel smaken.
In
het Duits vind ik ‘sagen’ zo goed. Als je teveel zegt, vervalt het al eens in
zagen. ‘Weiter’ opent horizonten. Bij ‘bleiben’ hoor ik een tiener praten, die
net zijn eerste blokjes heeft gekregen. ‘Teufel’ lijkt wel een merk van dure
kookpotten, waarmee je het lekker bruin bakt. ‘Uberhaupt’ zijn een hoop taxi’s
in een file. ‘Wahrheit’ klinkt alsof je ernaar moet zoeken. ‘Zwischen’ is
moeilijk uit te spreken en lukt het best tijdens het flossen. ‘Glücklig’ is het
eerste slokje van een heerlijke wijn op kamertemperatuur. ‘Irgendwas’ doet me
telkens denken aan een paar sokken, die samen in de wasmachine gaan maar waarvan
er eentje nooit meer uitkomt. Jammer genoeg doet ‘umbringen’ me aan een flashy
sportmerk denken. Toch vind ik Duits nog wel ok.
Zullen
we de andere talen maar even laten rusten? Ik voel ergens een bultje opkomen…
Leuk stukje over turkije ik zal het even delen.
BeantwoordenVerwijderenDank je wel!
BeantwoordenVerwijderen