Je ziet hem elke werkdag om 17u00. Hij staat voor de lange oprit van zijn huis aan de straatkant te wachten. Voor hem staat een lege rolstoel. Die zal hij dadelijk gebruiken om Herman in te zetten. Herman is 41 jaar. Mentaal gehandicapt. Als hij van het dagcentrum thuiskomt is hij zo moe dat hij zich onderuit laat zakken in de rolstoel. Zijn vader wacht hem elke dag op. Al 21jaar lang. Door elk seizoen, of gebeurtenis heen. Als je hem ziet staan, rond 17u, langs de kant van de weg, lijkt hij een standbeeld. Hij lijkt aan niets te denken. Het is het ritueel dat hem nu, in zijn oude dag, draaiend houdt. Hij moet er zijn. Elke dag opnieuw moet hij er zijn voor Herman. Eén ding is zeker: hij kan niet doodgaan vóór zijn zoon. Wie zal Herman dan opwachten als de bus aan de lange oprit stopt? Neen, elke dag om 17u denkt hij maar aan één ding: hij zal hier elke dag staan.
Herman wordt ziek. Niet de bus haalt hem deze keer op, maar wel de ziekenwagen. Het gaat niet goed met Herman. De dokter zegt veel door vooral te zwijgen en meewarig te knikken.
Maar om 17u00 staat vader met zijn rolstoel klaar. Zo moet het, zo heeft hij het altijd gedaan. Zo zal het altijd zijn.
Herman zegt slaapwel aan de nachtzuster en wordt niet meer wakker. Ze vinden hem met een glimlach op zijn lippen. De dokter moet geen uitleg geven aan vader. Het is niet meer belangrijk, zegt hij.
Het is maandag, bijna 17u00. De rolstoel wordt uit de gang gereden. Vader trekt zijn jas aan. Het is koud en guur. Maar hij wacht op Herman. Herman is er omdat vader op hem wacht. Herman zal van de bus stappen, want zijn rolstoel staat voor hem klaar.
Herman stapt niet van de bus. De bus rijdt voorbij zonder zelfs te vertragen. Vader maakt zich los uit zijn standbeeld. Hij kijkt de bus na. Het regent zachtjes. Hij neemt zelf plaats in de rolstoel voor de lange oprit van zijn huis. Herman komt niet meer. Vader laat los.
Herman wordt ziek. Niet de bus haalt hem deze keer op, maar wel de ziekenwagen. Het gaat niet goed met Herman. De dokter zegt veel door vooral te zwijgen en meewarig te knikken.
Maar om 17u00 staat vader met zijn rolstoel klaar. Zo moet het, zo heeft hij het altijd gedaan. Zo zal het altijd zijn.
Herman zegt slaapwel aan de nachtzuster en wordt niet meer wakker. Ze vinden hem met een glimlach op zijn lippen. De dokter moet geen uitleg geven aan vader. Het is niet meer belangrijk, zegt hij.
Het is maandag, bijna 17u00. De rolstoel wordt uit de gang gereden. Vader trekt zijn jas aan. Het is koud en guur. Maar hij wacht op Herman. Herman is er omdat vader op hem wacht. Herman zal van de bus stappen, want zijn rolstoel staat voor hem klaar.
Herman stapt niet van de bus. De bus rijdt voorbij zonder zelfs te vertragen. Vader maakt zich los uit zijn standbeeld. Hij kijkt de bus na. Het regent zachtjes. Hij neemt zelf plaats in de rolstoel voor de lange oprit van zijn huis. Herman komt niet meer. Vader laat los.
'k laat een traan...
BeantwoordenVerwijderenPrachtig... als moeder van twee "zorgenkindjes" heb ik veel tranen gelaten hierbij ...
BeantwoordenVerwijderen