dinsdag 24 november 2015

Gewoon dood



Ik was heel erg dood. Of gewoon dood. Want een beetje dood, dat bestaat niet. Ik dacht dat ik deze ochtend gewoon wakker geworden was. Maar dat was niet zo. Ik was dood.

Ik zag mezelf liggen, vredig en rustig, bedolven onder dikke, witte donsdekens. Mijn ogen waren gesloten. Mijn haren lagen wat uitgewaaierd op het hoofdkussen. Omhuld door stilte, de ochtendschemering en de witte dekens.

Een zwarte vlek lag naast mij. Dat was mijn hond. Haar lichaam lag dicht tegen dat van mij aan. Haar hoofd rustte op mijn borstkas. Haar neus was gericht op mijn gezicht. Haar oren stonden gespitst. Alert op elk teken van leven. Maar dat was er niet. Honden zijn geduldig. Tegen beter weten in.

Ze mag niet boven komen. Slaapkamers zijn voor mijn hond al helemaal verboden terrein. En toch lag ze daar. Even stil als ik, maar wel vol aandacht. Waarom heeft ze de deuren geopend en is ze naast mij komen liggen? Wat heeft ze gevoeld? Mijn linkerarm ligt over haar heen. Mijn vingers rusten in haar nek. Het is een vredig tafereel.

Het voelt goed zo. Mijn hoofd is leeg. Geen gedachten die heen en weer botsen en wilde sprongen maken, geen lijstjes die ik opstel en die ik diezelfde dag zeker nog moet afwerken. Geen getob of gepieker. Geen hopeloos zoeken naar antwoorden op zovele vragen. Helemaal niets. Het voelt onvoorstelbaar bevrijdend.

Ik vraag me af wat er nu gaat gebeuren. Hoe lang gaat dit tafereeltje intact blijven? Ik ben niet op het werk. Zo vreemd is dat niet, want ik ben wel vaker op de baan. Niets speciaals dus. De postbode zie ik één keer per jaar, dus die zal ook niets merken. De buren leven op hun eigen eilandje. Familie woont ver weg. Ik heb dus nog wel even tijd om ervan te genieten. Niemand zal me meteen missen. Ik zou willen dat dit eeuwig kon blijven duren. Zo liggen, vredig, zonder een hoofd dat barst van de vragen.

Zondag zal het gedaan zijn. Dan komen ze thuis. Week-week-regeling. Weet je wel? De week dat ze er niet zijn, is te eenzaam. Het is elke zondag een sprong in het grote zwarte gat. Dan worden de muren van het huis dubbel zo dik en komen ze op me af. Het donker wordt dan donkerder. En de stilte wordt onuitstaanbaar. Eenzaamheid is een gigantisch onzichtbaar monster. Eentje dat erg meedogenloos is.

‘Het was zo een sterke vrouw’, zullen ze zeggen. Dat weet ik nu al. Misschien was dat wel zo. Maar met die zin werd ik telkens verder weg geduwd. Want een sterke vrouw mag niet eventjes zwak zijn. Het is ondenkbaar dat zij af en toe in een hoekje zit te huilen of uit onmacht haar keel schor gilt. Dat doen sterke vrouwen niet. Die staan er. Altijd. No matter what.

Sterke vrouwen overwinnen alles. Kunnen hun emoties netjes categoriseren, in een laatje steken en verder gaan. Ze moesten eens weten hoeveel laatjes ik in mijn hoofd heb. Sommigen zelfs met een dubbele bodem. Ik heb het opgegeven om ze te rangschikken, want er was teveel overlapping. Maar dat weet niemand. Sterke vrouwen gaan door. Tot het einde.

Ik kan niet ophouden met het kijken naar mezelf. Zo had ik altijd willen zijn: rustig, op een bepaalde manier mooi, maar vooral gelukkig. Het contrast van de witte dekens en mijn zwarte hond is bijna symbolisch. Uren en uren kijk ik. Er bestaat niets anders meer. Tot het beeld langzaamaan vervaagt. Het lijkt wel op te lossen. Het zwart en wit mengen zich en worden grijs. Daarna verandert het in een dunne, vluchtige mist. Tot er niets meer overblijft dan leegte.

Ook in mijn hoofd.








2 opmerkingen:

  1. Het rad van fortuin : Als je boontje helemaal beneden ligt, kan het nog alleen maar naar boven gaan, in eender welke richting het rad zal draaien.
    Al meermaals meegemaakt... *** Manny

    BeantwoordenVerwijderen

Reactie krijgen op een schrijfsel is het teken dat je gelezen wordt! Dank je wel hiervoor!