Het was zover. Ik ging dood. Eindelijk, dacht ik. Nu zou het eindelijk gebeuren, na al die jaren van ongelukkig zijn, zou het nu eindelijk veranderen. Ik lag op mijn bed, wist dat het een kwestie van minuten was. Elke seconde proefde ik en ik genoot van de spanning. Straks was er de verlossing.
De laatste jaren had ik me suf gelezen over reïncarnatie. Het was echt overduidelijk. Na mijn dood zou ik terugkeren. Daarom keek ik er zo naar uit. Honderden boeken had ik verslonden, zelfs in het Engels en het Frans. Er bestond geen twijfel meer voor mij. Ik zou eindelijk dit lelijke, moddervette lichaam kunnen verlaten. Jarenlang heb ik het meegesleurd, tegen mijn zin. De laatste maanden kon ik alleen nog maar op mijn bed liggen. Maar ik zat in dat lijf en was er aan gebonden. Het was mijn gevangenis. Niets kon me bevrijden. Tot ik toevallig over reïncarnatie hoorde. Mijn opluchting was niet te beschrijven: dit lichaam was maar een tijdelijke tussenhalte. Een fractie maar van mijn bestaan.
De laatste minuut was aangebroken. Een glimlach krulde zich langzaam om mijn lippen. Eindelijk verlost van die veel te grote brok vlees. Mijn geloof was stevig en ik was er gerust in. Deze keer zou ik niet terugkeren als mens, maar als dier. Wat zou het worden? Een sierlijke hinde? Een snel jachtluipaard? Of nee, misschien wel een slanke giraf...
Toen was er niets meer. Het luikje ging dicht. Was het dat nu? Stopte het dan toch? Gedaan, finito, the end?
Fel licht hinderde mijn zicht. Ik rook vreemde geuren, die me deden vermoeden dat ik niet meer thuis was. Het duurde lang voor ik zover was dat ik mijn ogen kon openen. Eerst was alles wit, daarna vulde mijn gezichtsveld zich langzaam met kleur. Blauwe lucht met zachte wolkjes en groen, veel groen zag ik. Er waren ook bergen, met besneeuwde toppen. Heel langzaam keek ik rond me. Er was niemand te zien. Ik was alleen. Mijn ogen gingen naar beneden, naar mijn voeten. Grote, dikke en lompe poten met grote nagels stonden tussen het gras. Ik kon ze amper zien omdat mijn dikke vacht en buik in de weg zaten. Alles aan me was harig en dik! Wat was er van mij geworden?
Maanden verstreken. De kou kwam. Ijzige kou. Mijn lichaam had nu een sterk instinct dat mijn doen en laten beïnvloedde. Wekenlang propte ik me vol met het vetste voedsel dat ik kon vinden. Dikker en dikker werd ik. Zo dik dat ik me amper nog kon bewegen. Toen de eerste sneeuw viel, kroop ik weg in een hol. Slapen zou me goed doen. Heel lang slapen...
De laatste jaren had ik me suf gelezen over reïncarnatie. Het was echt overduidelijk. Na mijn dood zou ik terugkeren. Daarom keek ik er zo naar uit. Honderden boeken had ik verslonden, zelfs in het Engels en het Frans. Er bestond geen twijfel meer voor mij. Ik zou eindelijk dit lelijke, moddervette lichaam kunnen verlaten. Jarenlang heb ik het meegesleurd, tegen mijn zin. De laatste maanden kon ik alleen nog maar op mijn bed liggen. Maar ik zat in dat lijf en was er aan gebonden. Het was mijn gevangenis. Niets kon me bevrijden. Tot ik toevallig over reïncarnatie hoorde. Mijn opluchting was niet te beschrijven: dit lichaam was maar een tijdelijke tussenhalte. Een fractie maar van mijn bestaan.
De laatste minuut was aangebroken. Een glimlach krulde zich langzaam om mijn lippen. Eindelijk verlost van die veel te grote brok vlees. Mijn geloof was stevig en ik was er gerust in. Deze keer zou ik niet terugkeren als mens, maar als dier. Wat zou het worden? Een sierlijke hinde? Een snel jachtluipaard? Of nee, misschien wel een slanke giraf...
Toen was er niets meer. Het luikje ging dicht. Was het dat nu? Stopte het dan toch? Gedaan, finito, the end?
Fel licht hinderde mijn zicht. Ik rook vreemde geuren, die me deden vermoeden dat ik niet meer thuis was. Het duurde lang voor ik zover was dat ik mijn ogen kon openen. Eerst was alles wit, daarna vulde mijn gezichtsveld zich langzaam met kleur. Blauwe lucht met zachte wolkjes en groen, veel groen zag ik. Er waren ook bergen, met besneeuwde toppen. Heel langzaam keek ik rond me. Er was niemand te zien. Ik was alleen. Mijn ogen gingen naar beneden, naar mijn voeten. Grote, dikke en lompe poten met grote nagels stonden tussen het gras. Ik kon ze amper zien omdat mijn dikke vacht en buik in de weg zaten. Alles aan me was harig en dik! Wat was er van mij geworden?
Maanden verstreken. De kou kwam. Ijzige kou. Mijn lichaam had nu een sterk instinct dat mijn doen en laten beïnvloedde. Wekenlang propte ik me vol met het vetste voedsel dat ik kon vinden. Dikker en dikker werd ik. Zo dik dat ik me amper nog kon bewegen. Toen de eerste sneeuw viel, kroop ik weg in een hol. Slapen zou me goed doen. Heel lang slapen...
Ook beren sterven. Hebben zij een hiernamaals, kunnen zij reïncarneren? Lezen zij boeken in het Chinees en het Inuït? Twijfelen zij aan hun duistere tunnel, en zien ze het licht?
BeantwoordenVerwijderenEen paar mensen die ik ken zijn alleszins ooit beer geweest, daar ben ik zeker van. Zij zijn het nu nog.
ik ken een ouwe brombeer,
BeantwoordenVerwijderenik weet zeker dat die mens in zijn vorig leven een beer is geweest :-)
xxx
Als je zou mogen kiezen hoe je terug wilt komen ......... Dat is een leuk onderwerp voor een logje. Bedankt.
BeantwoordenVerwijderen