woensdag 2 juni 2010

Kamiel

De oorlog woedde hevig. Gelukkig hadden ze er in het dorpje weinig last van. Er werd niet gevochten en het dorp werd niet overspoeld met soldaten. De meeste mannen waren naar het front getrokken. De mannen die er nog waren, waren te oud of niet geschikt om het land te dienen. Vrouwen en kinderen hadden het moeilijk. Het waren zware tijden. Er heerste armoede. Honger. Eeuwig knagende honger. Veel vee werd geslacht om te overleven. Vaak werd de oogst opgeëist. Zwerfhonden zag je overal. Graatmager en op de dool. Mensen werden vindingrijk om te overleven. Koffie was nergens meer te krijgen, zelfs niet met bonnen. Met wat goede wil smaakte eikeltjeskoffie ook wel. Schoenen waren ook een luxe. Met een stuk karton en veel creativiteit maakten sommigen hun eigen schoeisel... Elk probleem werd aangepakt.

Kamiel was ook zo een plantrekker. Hij had veel minder land opgegeven bij de overheid dan dat hij werkelijk bezat. Met de opbrengst van zijn ‘onbestaande land’ trok hij naar de zwarte markt net over de grens. Elke week trok hij naar Nederland om te handelen en te ruilen. Maar dat werd telkens moeilijker. De veldwachter hield hem nauwgezet in het oog. Zijn groenten leverden hem amper genoeg op om te overleven. Nu de kinderen van zijn broer noodgedwongen bij hem woonden, werd het moeilijker. Ze kwamen niet meer rond. Kamiel moest iets anders verzinnen.

De controle aan de grens werd verscherpt. De groenten waren verkocht. Maar Kamiel bleef zijn wekelijks tochtje maken. Elke keer hield de veldwachter hem tegen. ‘Dag Kamiel, controle!’. Kamiel liet zich gewillig fouilleren. De veldwachter vond niets. ‘Wat zit er in die papieren zak, Kamiel?’ Hoewel de mannen elkaar al van kindsbeen kenden, was het duidelijk dat de veldwachter zich aan de regels hield. Kamiel maakte de zak open en liet zijn boterhammen zien. De veldwachter lachte even en Kamiel mocht verder rijden met zijn fiets. De veldwachter keek hem glimlachend na. Wat zou Kamiel toch in zijn schild voeren?

Weken en maanden gingen voorbij. Elke keer opnieuw moest Kamiel stoppen. Elke keer opnieuw controleerde de veldwachter de inhoud van de papieren zak. Elke keer liet Kamiel zijn boterhammen zien. Als hij goed gezind was, kreeg de veldwachter zelfs een stukje van zijn brood. En de veldwachter krabde zich telkens in het haar... In de verte reed Kamiel Nederland binnen. Vastberaden en rustig zoals altijd.

Het dorp stond in rep en roer. De oorlog was gedaan! Eindelijk! Iedereen vertelde het nieuws opgelaten aan elkaar verder. Spoedig zouden de mannen terugkeren naar het dorp. Het zou vanaf nu weer beter gaan... Zondag, na de ochtendmis, bleef iedereen lang napraten. Sommigen trokken naar het café. Kamiel deed dat ook. De veldwachter zag hem binnenkomen en geeft hem een frisse pint bier. ‘Hier Kamiel, dat is er ene van mij. Ik ga op pensioen. Geef iedereen nog iets van mij. De oorlog is gedaan!’ Alle mannen dronken vrolijk. Kamiel zat alleen aan een tafel. De veldwachter hield hem, zelfs nu, nog steeds in het oog. ‘Kamiel’, zei hij, ‘vertel het mij nu eens. Ik kan u niets meer doen. Ik ben geen veldwachter meer. Elke week liet ik u de grens passeren. Ik ben er zeker van dat ge iets smokkelde. Is het niet?’ Kamiel haalde zijn schouders op en lachte eens. Hij dronk zijn pint leeg en bestelde een nieuwe. ‘Allez, Kamiel. Ge gaat me toch niet vertellen dat ge boterhammen smokkelde, zeker?’ De veldwachter keek hem met een geamuseerd lachje aan. ‘Neen, veldwachter’, zei Kamiel, ‘het waren geen boterhammen.’ Iedereen in het café werd stil en wachtte het antwoord af. Maar Kamiel lachte alleen maar terug naar de veldwachter. ‘Wat was het dan wel?’ vroeg hij. Alle mannen in het café brulden het antwoord unaniem: ‘Fietsen!’

5 opmerkingen:

Reactie krijgen op een schrijfsel is het teken dat je gelezen wordt! Dank je wel hiervoor!