Ik ken je niet, maar ik
voel een ongekend verlangen om meer te willen.
Woorden razen als een
waterval door mijn hoofd en houden me voor de gek.
Ik verstar. Ik
verstom.
Langzaam voel ik
mezelf wegglijden.
Ik kan niet
verlangen.
Mijn ziel is een
bootswrak, met een paar gaten in het ruim.
Ik zink, eindeloos
diep, gevolgd door ogen die me kennen.
Een hand reikt naar
de mijne maar het voelt alsof ik niet meer terug kan.
Mijn gemoed trekt me
dieper en dieper en lijkt mezelf uit te wissen.
Mijn luchtbel raakt
langzaam op.
De diepte onder me
trekt meedogenloos.
Toch ik voel een
licht verzet.
Een kleine opstand
welt in me op.
Muiterij aan boord.
Ik trappel, wil
ontsnappen aan die leegte, strek me naar die vingers in de verte.
Ze zijn er nog.
Ze hebben niet
opgegeven.
Ze trekken me terug
aan boord.
Ik vroeg je: Neem het
roer van mijn zinkende boot even over.
Ik ben het noorden
kwijt.
Zet koers naar een
veilige haven.
Haast je niet, vaar
met de wind, doe het langzaam, maar met vaste hand.
Zing me onderweg een
zeemanslied, vol hoop en passie.
Zeg me dat we er
geraken, ook al beukt de storm tegen de gehavende boeg.
Je keek naar me en zei:
je hebt genoeg gestreden. Het is tijd om aan land te gaan.
De oorlog met jezelf
verlangt naar een wapenstilstand.
Je bent de
overwinnaar, maar je beseft het nog niet.
Je status van
drenkeling is voorbij.
In de verte daagde de
haven.
weer een knap stukje levenswijsheid
BeantwoordenVerwijderenbeeldrijk gebracht, Tanneke.
BeantwoordenVerwijderenMooi geschreven. Erg beelden, impressionistisch, bijna metaforisch van toon. Ook autobiografisch?
BeantwoordenVerwijderenGroet Elbert
Wreed mooi verwoord! grtjes candida
BeantwoordenVerwijderen