woensdag 8 februari 2012

Roosje


Roosje was het mooiste meisje dat ik ooit gezien had. Ze was net als ik 5 jaar. We zaten samen in de klas. ’s Morgens wachtten we elkaar op aan de schoolpoort en liepen we hand in hand naar de rij. We vonden elkaar leuk. Na school kon de tijd niet snel genoeg gaan. Er zat een hele avond en nacht tussen ons weerzien. Het leek een grote gapende kloof, vol leegte en duisternis. Maar die kloof verdween elke ochtend als sneeuw voor de zon als ze me breed lachend tegemoet huppelde en zei: ‘Kom, we gaan naar de rij!’ Zodra ze mijn hand vastnam, zou ik haar naar overal gevolgd zijn, tot ver buiten de veilige omlijsting van de speelplaats.  Want zij was mijn Roosje, mijn beste vriend en grote liefde.

Roosjes hand was mij heilig. Niet alleen omdat ze die gebruikte om in de mijne te leggen, of om me te kriebelen, of om onze naam in grote letters in de zandbak te schrijven. Er was nog iets speciaals aan Roosjes hand. Op het plekje tussen haar wijsvinger en duim had ze 4 mooie sproetjes. Ze had die sproetjes eens met een stift met elkaar verbonden. Haar sproetjes vormden dan een hartje. Ze zei dat dat was omdat ze verliefd was. Op mij natuurlijk.
In het weekend zagen we elkaar niet. Ook de vakanties waren voor mij totaal overbodig. Het gemis van haar nabijheid knaagde dan aan mijn buik. Roosjes ouders vonden het niet goed dat er vriendjes kwamen spelen. En Roosje kwam ook nooit bij mij spelen.

Ik zag Roosje zo graag dat ik aan mijn mama bekende dat ik van gedachte veranderd was. Ik zou niet met mama trouwen, maar met Roosje. We zouden ook een mama en papa worden en gaan wonen in een mooi, groot huis met een tuin vol ontdekplekken en heel veel dieren, een boomhut en de grootste speeltuin die er was. Ik herinnerde me het gevoel van toen: ik had een grote behoefte om mama te troosten, maar ik was zeker van mijn beslissing. De geur van mijn moeder kwam terug boven als ik dacht aan de lieve knuffel die ze me toen gaf. Het deed me met heimwee terugdenken naar toen, nu meer dan 50 jaar geleden.

Er was heimwee, maar ik voelde ook weer die stekende pijn, de smaak van een immens verdriet. Op een morgen stond Roosje niet aan de schoolpoort. Ik wachtte op haar tot lang nadat de schoolbel gegaan was.  De juf kwam me halen. Ze nam mijn hand en trok me mee.  Maar haar hand voelde  niet goed aan. Haar hand paste niet in de mijne. Alleen die van Roosje paste precies. Ik wou niet mee. Juf pakte me op en zei: ‘Roosje is verhuisd. Ze komt niet meer naar school.’ Mijn adem stokte. Dit kon niet waar zijn. Roosje? Mijn Roosje? Ik begon te huilen, mijn voeten werden boos en stampten wild in het rond. Mijn hart brak. Ik dacht aan de sproetjes op Roosjes hand. De gedachte dat ik die nooit meer zou zien, was veel te hard voor een kleine jongen van vijf.

Ik was Roosje nooit vergeten. Nu nog vraag ik me vaak af hoe het met haar is. Of het haar goed gaat en of ze haar sproetjes nog steeds verbindt met stift. Het lege plekje in mijn hart is nooit echt opgevuld geraakt.

De rij voor me vorderde maar langzaam. Het was zoals gewoonlijk erg druk op vrijdagavond in de supermarkt. Op momenten als deze, waarop de tijd kroop, dacht ik aan Roosje. Het was sterker dan mezelf. Ik probeerde me voor te stellen hoe ze er zou uitzien nu.

Eindelijk was het aan mij. Zonder nadenken plofte ik mijn boodschappen op de rolband. Ik maakte mijn winkelkar leeg en langzaam glipte Roosje weg uit mijn gedachten. De vrouw voor me moest nog betalen. Op de één of andere manier trok ze mijn aandacht. Haar gezicht had ik nog niet gezien. Ze nam haar portemonnee uit haar handtas, maar die glipte uit haar handen. Met een plofje belandde die op de vloer en de inhoud ervan lag verspreid rond haar voeten en onder mijn karretje. Ik bukte me en wou haar helpen.

We grepen gelijktijdig naar haar bankkaarten. Haar hand raakte de mijne. Mijn hart stond een paar seconden stil. Op haar hand, op het plekje tussen haar duim en wijsvinger, zaten 4 sproetjes. In een flits verbond ik die sproetjes met een stift. Onze handen leken versteend. Ik voelde hoe ze naar mij keek. Heel langzaam sloeg ik mijn ogen op. Roosje?




15 opmerkingen:

  1. pfff jeetje..dit is erg mooi en heel ontroerend geschreven..complimenten..

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Zo mooi! Ontroerend.

    Toevallig gisteren in het zwembad: een kleuterklasje aan het spelen. een klein meisje, iets te klein om in het diepe gedeelte van het pierenbadje te kunnen staan werd telkens als ze in het bad sprong opgevangen in de armpjes van een iets grotere kleuter. Zo schattig om te zien. :o)
    Als ze weer komen (zal binnen 4 weken zijn want Krokusverlof intussen)en ze doen het weer ga ik het filmen.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Een heel mooi stukje! Ontroerend zonder sentimentaliteit. Verrassend slot.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Wat ontroerend mooi.
    Groetjes Elisabeth

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Prachtig, gevoelig en vertederend.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Bedankt voor je reactie op mijn weblog...

    Had hier iets anders verwacht, maar kwam verassend genoeg in je prachtige boeiende verhaal terecht, heel erg mooi geschreven...
    mag duidelijk zijn dat ik je vaker kom lezen...

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Heeeeeel ontroerend, mooi en een prachtig einde :-)

    BeantwoordenVerwijderen
  8. super vind ik dit...zo spannend, ontroerend en warm...ze komen elkaar vast nog meer tegen...

    BeantwoordenVerwijderen

Reactie krijgen op een schrijfsel is het teken dat je gelezen wordt! Dank je wel hiervoor!