maandag 1 februari 2010

Fingerspitzengefühl


Ik hou niet van dieren. Ik heb er niets mee. Wat heb je er aan? Streel een kat en je hangt vol haar. Aai een hond en je hand wordt ondergekwijld. Vissen in een aquarium doen me piekeren over waarom die beesten nooit met hun ogen knipperen. Een hamster of een cavia ontwikkelt standaard een karakterstoornis in dat kleine hokje. Nee, dieren doen me niets.

Jan belde. Of ik kwam eten vanavond. Dat doe ik graag. Jan en zijn vrouw zijn toffe mensen. Het is er gezellig. Zeker nu hun kinderen groot zijn. Ze zitten op kot nu. De ene in Gent, de andere in Leuven. Het enige dat nog aan hen doet denken zijn Bobby en Musti. Maar dat is niet zo erg. Bobby lag voor de kachel zonder te kwijlen. Musti lag spinnend in de zetel. Hij hield zelfs zijn haren bij.

Het was een leuke, rustige avond. Tot Jan zei: ‘We gaan er een weekje tussenuit.’ Mijn maag verkrampte. Bobby en Musti... Jans vrouw legde haar hand op mijn arm. ‘Bobby gaat met ons mee. Maak je maar geen zorgen. Musti gaat naar een kattenpension.’ Ik haalde opgelucht adem. ‘Maar er is wel iets dat we je willen vragen. Kom even kijken!’ zei Jan. Het zal wel een orchidee zijn of zo, die om de twee dagen water nodig heeft, dacht ik. Jan troonde me mee naar de keuken. Hij glunderde. ‘Dit zijn Jippeke en Janneke’, zei hij en hij wees op twee waterschildpadden in een groot aquarium. Ik knikte wezenloos. Hoe haal je het in je hoofd, was het enige dat ik kon bedenken. Maar ik zei het niet. ‘Ze hebben niet veel nodig’, zei hij. ‘Om de twee dagen een beetje eten volstaat.’ Weer knikte ik. ‘Kijk, als je je vinger in het water steekt en ermee beweegt, dan komen ze af. Ze denken dat het een wormpje is.’ Hij lachte. Ik niet. ‘Ze houden wel van wat rauw gehakt. Dat mag je ze geven. En hier staat de rest van het voer.’ Ik voelde me erin geluisd. Dit was niets voor mij. Jan en zijn vrouw kletsten de rest van de avond vrolijk door. Het ging aan mij voorbij. Om 23u ging ik naar huis, met hun huissleutel, aan een sleutelhanger met een hondje.

Maandagavond ging ik voor het eerst. Het viel mee. Potje open. Korrels in het water. Potje toe. Deur toe. Woensdag ging ik nog eens. Er lagen nog wat korrels in het water. Hadden ze niet gegeten? Kan een schildpad treuren? Wat moest ik doen? Potje open. Minder korrels in het water. Potje toe. Deur toe. Vrijdag geraakte ik niet uit mijn bed. In mijn slaap zwommen steeds uitgemergelde schildpadden met ingevallen wangen voorbij. Vandaag was de laatste keer dat ik die beesten moest voederen. Zouden ze nog leven? Zouden ze gegeten hebben? Tijdens mijn middagpauze ging ik er vlug naar toe. Ze leefden nog. Nog steeds korrels in het water. Ze moesten eten. Jan vertrouwde mij. Hoe deed hij dat alweer? Hij stak zijn vinger in het water. Een wormpje. Ik haalde diep adem. Vinger in het water. Mijn wijsvinger wriemelde wat heen en weer. Geen reactie. Deed ik het niet goed? Beetje dieper in het water dan maar. Ja, nu hadden ze het wel gezien. Ik wriemelde maar wat verder. Op dat moment ging de telefoon. Ik schrok en keek naar het toestel in de woonkamer. Op dat moment gebeurde het. Jippeke of Janneke had mijn vinger gevonden en beet er in zo hard hij kon. Ik verschoot me een bult en mijn hand schoot als een katapult uit het water. De schildpad hing er nog aan.

In paniek wapperde ik mijn hand heen en weer. Weg! Dat beest moest weg! Toen loste hij zijn greep en met een smak belandde hij tegen het raam. Plof, op de vensterbank. Een nat spoor op de ruit wees als een pijl naar waar de schildpad lag. Verschrikt keek ik om me heen. De telefoon rinkelde niet meer. Wat nu? Wat had ik gedaan? Stom beest! Voorzichtig stapte ik dichterbij. Er was niets aan te zien. Maar dat vond ik vorige week ook... In de schuif vond ik een spaghettitang. Jippeke of Janneke ging terug het water in. Vlug maakte ik me uit de voeten. Weg van hier!

Zondag belde Jan. ‘Dankjewel’, zei hij, ‘alles is prima in orde. Heb je ze niet teveel eten gegeven? Er dreef nog voer in het water.’ ‘Geen idee’, zei ik. Een cocktail van schuldgevoel en verademing ging door mijn keel. Maandag belde Jan weer. ‘Jippeke is dood’, zei hij stilletjes. ‘We vonden hem deze morgen dood in het aquarium. Gek, hé! Och ja, we kopen er wel een andere. Zeg, heb ik je al verteld dat we een heel leuk hotelletje in het Zwarte Woud ontdekt hebben? Kom je volgende week nog eens eten?’




4 opmerkingen:

  1. Als het schildpadjes waren zoals op de foto, dan moet je je vinger op tijd wegtrekken want dat zijn vleeseters! Roodwangschildpadden kunnen serieus bijten. Maar dat wist je ondertussen al....

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Wat een schitterend verhaal. Ik zag hem of haar vliegen. :o)

    BeantwoordenVerwijderen
  3. @Ram1955: en echt, echt gebeurd. Ik voel het nog aan mijn vinger!

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Lieve kleine Piranha !

    BeantwoordenVerwijderen

Reactie krijgen op een schrijfsel is het teken dat je gelezen wordt! Dank je wel hiervoor!