“Stomme trut!” riep hij uit. Ik
kromp ineen. Als hij zo tekeer ging, was ik bang. Dan wilde ik me zo klein
maken dat ik helemaal verdween.
“Verdomme!” vloekte hij en zijn
vuist kwam hard neer. Mijn kaken klemden zich op elkaar. Mijn ogen vernauwden
zich. Ik wou hier niet meer zijn. Toch wist ik dat het nog even zou doorgaan. Nog
minstens een halfuur. Elke minuut was teveel. Maar ik kon niet weg. Ik moest
dit ondergaan, of ik dat wou of niet. En ik wou niet.
Voorzichtig keek ik vanuit één
ooghoek naar hem. Ik zag hoe zijn ademhaling snel ging, hoe zijn vingers zich
strekten en spanden. Een zweetdruppeltje zocht zich een weg over zijn rechterslaap
en bleef even hangen in zijn beginnende stoppelbaard. Zijn mond stond open. Geopend
voor een nieuwe vloek. Hij was best een knappe man, bedacht ik. Jammer dat hij
zo deed soms.
Alsof hij het voelde, draaide
hij plots zijn hoofd naar mij. Zijn ogen stonden woest. “Wat?” snauwde hij. Ik
schudde voorzichtig met mijn hoofd en waaide met mijn hand. “Niets”, zei ik, “niets.”
Ik had al spijt dat ik hem aangekeken had. Elke prikkel was nu teveel. Kon ik
maar oplossen, helemaal verdwijnen.
“Nu is het verdorie genoeg
geweest!” brulde hij. Hij stak zijn stevig gebalde vuist uit en gromde als een
woeste beer. Als ik kon zou ik nog dieper in de zetel weggekropen zijn, maar
dat ging niet meer. Ik drukte mezelf zo hard weg dat het bijna pijn deed. Stiekem
keek ik toch nog maar eens naar hem. Zijn gebalde vuist ging terug omlaag en
verplaatste zich naar de hendel van het autoportier.
Hij zuchtte diep. Met een wilde
beweging gooide hij de deur open. Dat deed hij zo hard, dat die bijna meteen
weer dichtklapte. Hij stapte uit. Hij stapte terug in. Een geïrriteerde zucht
ontsnapte aan zijn lippen. Hij keek me aan. Gelukkig leek hij wat gekalmeerd. Ik
zag hoe hij naar mij keek, in de weerspiegeling van het raampje. Geen haar op
mijn hoofd dacht er aan om hem rechtstreeks aan te kijken. Ik zag hoe zijn hand
weer omhoog ging. Zijn vingers strekte zich en kwamen mijn richting uit.
Ik schrok even op toen zijn
hand warm en zacht op mijn bovenbeen terecht kwam. Hij kneep er zachtjes in. Ik
keek hem aan. “Sorry, schat”, zei hij, “ik haat files!”
Jeetje, je had me even helemaal op het verkeerde been gezet. Dat was ongetwijfeld ook je bedoeling. Wat een spanning! Knap opgebouwd.
BeantwoordenVerwijderenHoewel zo'n gefrustreerde chauffeur ook geen lolletje is. :-(
Ik zat al te denken wat gaat er gebeuren pff.Verrassend einde.Super geschreven!
BeantwoordenVerwijderen