woensdag 26 september 2012

Bittere zes

(Let op: dit is een vervolgverhaal. Lees eerst de vijf vorige!)

Ik stormde door de gang, door de inkomhal, naar niets of niemand omkijken. Woede had me overmeesterd. Mijn ademhaling ging snel en oppervlakkig. Ik wist zeker dat het kloppen van mijn hart hoorbaar was tot op de eerste verdieping, waar Toms kantoor was. Met veel te grote stappen kwam ik bij mijn auto. Mijn hand trilde zo erg dat het even duurde voor ik de sleutel in het contact kreeg. De auto startte en ik zette hem in achteruit. Zo snel mogelijk weg hier, dat was het enige dat ik dacht. Toen ik bijna aan de uitrit van de parking was, zag ik hem staan. Tom.

Zijn hemd was weer netjes dichtgeknoopt. Hij stak zijn handen omhoog om aan te geven dat ik moest stoppen. Ik lachte minachtend. Hij zou me niet tegenhouden. Toch zette hij kordaat een stap opzij, zodat hij mijn doorgang versperde. Ik gaf een vinnige ruk aan het stuur en ontweek hem. Het was een reflex. De auto op de hoek van de parking kon ik niet meer ontwijken. Ik hoorde een schurend geluid. Het interesseerde me niet. Ik hoopte uit de grond van mijn hart dat het de auto van Sofie was!

In de spiegel zag ik hoe Tom ontredderd keek. Van mij naar de brokstukken en terug. Hij liet zijn armen zakken. Hij besefte nu wel dat hij me niet kon stoppen.

Waar moest ik naar toe? Naar huis? Naar een vriendin, om uit te huilen? Naar Bart? Bart… neen, zeker niet naar Bart. Ik wist het niet meer, voelde me zo verloren, maar vooral erg eenzaam. Mijn hoofd was te vol, er zat teveel in en er was geen plaats meer op overschot. Mijn fundamenten waren hierop niet voorzien. Het zou niet lang meer duren voor de kleine barstjes scheuren werden en dan zou alles verzakken. Of erger nog: instorten.

Hoe lang reed ik rond? Geen idee. Het was ook niet belangrijk. Gelukkig was ik wel wat rustiger geworden. De razende woede was wat weggeëbd maar had een bittere nasmaak achtergelaten. Het smaakte zoals het restje uit een theekopje, waarin Earl Grey gedronken was.

Het autorijden gebeurde op automatische piloot. Ik voerde alle handelingen uit zonder er bij na te denken. Dat zou ook niet meer gelukt zijn: er was al meer dan genoeg om over na te denken… Ik was bijna thuis. Ook daar had ik niet over nagedacht, het gebeurde gewoon. Thuis was de enige plek waar ik naar toe kon gaan. Naar huis en naar mijn fleecedekentje.

Net voor ik het kruispunt opreed, speelde ‘ons liedje’ op de radio. Het favoriete nummer van Tom, waarop we zo vaak gedanst hadden. Ik voelde zijn armen plots om me heen en wist dat hij, aan het eind van het liedje, ‘ik hou van je’ zou fluisteren in mijn oor. Tranen welden op en vertroebelden mijn zicht. Ik barstte uit in luid, bijna dierlijk, gehuil. Zonder nadenken, zonder opletten, reed ik door. Dat het verkeerslicht voor mij op rood stond, had ik niet gezien…



woensdag 5 september 2012

Bittere vijf

(Let op: dit is een vervolgverhaal. Lees eerst de vier vorige!)

Ik rende naar huis. Het kon niet snel genoeg gaan. Boosheid joeg me op, achtervolgde me en ik holde sneller en sneller. Thuisgekomen plofte ik in de zetel, nam een fleecedekentje en wentelde me in zelfmedelijden.

Er kwamen tranen. Tranen van woede, van ontgoocheling. Met de tranen kwam ook het besef dat ik het recht niet had om boos te zijn. Bart had geen verplichtingen tegenover mij. Hij was de vrijgezel. Ik was de getrouwde moeder. Mijn boosheid op hem sijpelde met mijn tranen weg uit mijn hoofd. Maar toch was ze niet weg. Nu was ik vooral boos op mezelf.

Ik nam een besluit. Het was nu meer dan genoeg geweest. Geen geflirt meer, geen verboden dromen, geen geniepig gedoe meer. Ja, dat voelde goed zo! Ik rechtte mijn rug, droogde mijn tranen, gooide het dekentje aan de kant en stond op. Mijn huwelijk was veel belangrijker dan deze spielerei.

Een idee popte ineens op. Ik dacht er eventjes over na: het was elf uur, dus de timing was perfect. Ok, actie! Een snelle douche, een vleugje parfum en een streepje make-up. Ik was tevreden met het resultaat. Ondanks de vreselijke voormiddag zag ik er goed uit. De boosheid was met het douchewater weggespoeld en zelfzekerheid had het plaatsje ingenomen.

Zelfs de zoektocht naar mijn autosleutels verliep goed. Meestal moest ik lang zoeken en mijn handtas helemaal omkieperen. Maar nu lagen ze gewoon op de keukentafel. Alsof het zo moest zijn. Het bevestigde dat mijn idee goed was. Met de sleutels in de hand en een stralende glimlach op mijn gezicht, trok ik de deur achter me dicht.

Het zou niet lang duren voor ik op het kantoor van mijn man was. Dan was het lunchtijd. Tijd genoeg om hem mee te nemen naar dat kleine, fijne restaurant in de buurt. Champagne en oesters... Of zou dat op een doordeweekse dag te decadent zijn? Ik had in ieder geval iets te vieren, maar dat kon ik hem uiteraard niet vertellen. Mijn man hield wel van dit soort verrassingen.

Ik parkeerde mijn auto. Toen ik de sleutels in mijn handtas stak, ging mijn telefoon af. Een berichtje van Bart. "Vanavond thuis?" las ik. Ik wiste het meteen en twijfelde even of ik mijn man zou verwittigen van mijn komst. Misschien zat hij net in een belangrijke vergadering en kwam ik wel erg ongelegen? Ach, daar waren de twijfels weer. Vlug schudde ik ze van me af. Ik zou hem verrassen. Dat was het plan. En dat was het leukst.

Het was lang geleden dat ik nog op het bedrijf geweest was. Tussen de vertrouwde gezichten zag ik ook vele nieuwe personeelsleden.
"Kan ik u helpen, mevrouw?" hoorde ik. Een vriendelijke jongeman had me aangesproken. Ik bedankte hem en zei hem wie ik was en dat ik de weg in het bedrijf wel kende. Hij knikte en staarde me maar wat aan. Hij wist blijkbaar niets meer te zeggen.

Ik nam de lift, wachtte op het droge geluid van het belletje en liet me naar boven brengen. Een paar passen verderop in de gang was zijn kantoor. Vlug checkte ik mijn kapsel, trok mijn blouse en rok recht, klopte aan en stapte meteen naar binnen.

"Hallo!" zei ik vrolijk. Hij zat niet aan zijn bureau. Ik keek even opzij. Er stond een grote fauteuil met wat kleine clubs, netjes geschikt rond een design tafel. "Joehoe!" riep ik nog eens.

Ik zag zijn hoofd verschijnen. Het kwam piepen over de rand van de lederen zetel. Een fractie van een seconde vond ik dat grappig, maar de blik in zijn ogen schudde me door elkaar en nagelde me aan de grond. "Tom?" vroeg ik. Zijn hoofd bleef daar zo staan. Onbeweeglijk. De rest van zijn lichaam bleef verborgen achter de rugleuning. "Tom?" herhaalde ik en ik stapte dichterbij. Hij hield zijn hand afwerend omhoog. "Ik ... ik, het..."

Een tweede hoofd verscheen. Het hoofd van Sofie, zijn secretaresse. Ik stond perplex en geraakte in ademnood. Sofie knoopte haar blouse dicht en schikte haar haar.
"Klootzak!" riep ik. Ik draaide me om, sloeg de deur zo hard als ik kon dicht en stapte met grote, boze stappen naar buiten. Ik voelde de blikken van de vriendelijke jongeman in mijn rug. Nee, hij kon me niet helpen...