Ik stormde door de gang, door de inkomhal, naar niets of niemand omkijken. Woede had me overmeesterd. Mijn ademhaling ging snel en oppervlakkig. Ik wist zeker dat het kloppen van mijn hart hoorbaar was tot op de eerste verdieping, waar Toms kantoor was. Met veel te grote stappen kwam ik bij mijn auto. Mijn hand trilde zo erg dat het even duurde voor ik de sleutel in het contact kreeg. De auto startte en ik zette hem in achteruit. Zo snel mogelijk weg hier, dat was het enige dat ik dacht. Toen ik bijna aan de uitrit van de parking was, zag ik hem staan. Tom.
Zijn hemd was weer netjes
dichtgeknoopt. Hij stak zijn handen omhoog om aan te geven dat ik moest
stoppen. Ik lachte minachtend. Hij zou me niet tegenhouden. Toch zette hij
kordaat een stap opzij, zodat hij mijn doorgang versperde. Ik gaf een vinnige
ruk aan het stuur en ontweek hem. Het was een reflex. De auto op de hoek van de
parking kon ik niet meer ontwijken. Ik hoorde een schurend geluid. Het interesseerde
me niet. Ik hoopte uit de grond van mijn hart dat het de auto van Sofie was!
In de spiegel zag ik hoe Tom
ontredderd keek. Van mij naar de brokstukken en terug. Hij liet zijn armen
zakken. Hij besefte nu wel dat hij me niet kon stoppen.
Waar moest ik naar toe? Naar huis?
Naar een vriendin, om uit te huilen? Naar Bart? Bart… neen, zeker niet naar
Bart. Ik wist het niet meer, voelde me zo verloren, maar vooral erg eenzaam. Mijn
hoofd was te vol, er zat teveel in en er was geen plaats meer op overschot. Mijn
fundamenten waren hierop niet voorzien. Het zou niet lang meer duren voor de
kleine barstjes scheuren werden en dan zou alles verzakken. Of erger nog:
instorten.
Hoe lang reed ik rond? Geen idee.
Het was ook niet belangrijk. Gelukkig was ik wel wat rustiger geworden. De razende
woede was wat weggeëbd maar had een bittere nasmaak achtergelaten. Het smaakte
zoals het restje uit een theekopje, waarin Earl Grey gedronken was.
Het autorijden gebeurde op
automatische piloot. Ik voerde alle handelingen uit zonder er bij na te denken.
Dat zou ook niet meer gelukt zijn: er was al meer dan genoeg om over na te
denken… Ik was bijna thuis. Ook daar had ik niet over nagedacht, het gebeurde
gewoon. Thuis was de enige plek waar ik naar toe kon gaan. Naar huis en naar
mijn fleecedekentje.
Net voor ik het kruispunt
opreed, speelde ‘ons liedje’ op de radio. Het favoriete nummer van Tom, waarop
we zo vaak gedanst hadden. Ik voelde zijn armen plots om me heen en wist dat
hij, aan het eind van het liedje, ‘ik hou van je’ zou fluisteren in mijn oor.
Tranen welden op en vertroebelden mijn zicht. Ik barstte uit in luid, bijna
dierlijk, gehuil. Zonder nadenken, zonder opletten, reed ik door. Dat het
verkeerslicht voor mij op rood stond, had ik niet gezien…
Och, och, wat een emoties.
BeantwoordenVerwijderenBenieuwd naar het vervolg. Wat heftig
BeantwoordenVerwijderenoei, zal eerst de eerste delen moeten lezen. ik sta een beetje achter! groetjes, Hilde
BeantwoordenVerwijderenNog meer brokstukken, hoop van niet! xC
BeantwoordenVerwijderenJe schrijft heel mooi, heel levendig.
BeantwoordenVerwijderenSuper om te lezen.
thx