Het was al een paar dagen erg koud. Die avond joeg er ook nog een ijzige wind door het land, waardoor alles nog kouder aanvoelde. Windvlagen joegen de fijne sneeuw op. Bij elke stap die Raymond zette, kraakte het onder zijn voeten. Hij hield van het geluid. Zo dacht hij minder aan zijn doorweekte kousen en bijna bevroren tenen. Zijn schoenen waren helemaal versleten, in één van de zolen zat zelfs een gat.
Heel even keek hij op, vanachter zijn muts en sjaal. Een jongeman kruiste zijn pad, in zijn armen droeg hij enkele mooi verpakte cadeautjes en een fles champagne. ‘Prettige feesten!’ zei de man nog vlug, voor hij een huis binnenstapte. Raymond knikte, zonder iets terug te zeggen. Hij keek door het raam van het huis en zag een feestelijk gedekte tafel. Een schitterende kerstboom zette alles in een zacht, warm licht. Een kleuter zat bij een oudere man op schoot. De jongeman deed zijn jas uit en kuste een oudere vrouw. Een ander kind liep met gespreide armen op de jongeman af. Raymond zag dat het kindje ‘papa’ zei. Raymond knikte nog eens. ‘Prettige feesten’, mompelde hij en hij vervolgde zijn weg.
Raymond liep maar wat rond. Hij moest nergens naar toe. Hij had geen afspraak. Er was niemand die op hem wachtte. Maar toch liep hij rond. Dat deed hij tegen de kou. Als hij in beweging bleef, viel het mee. Het was rustig die avond. Er reden opvallend weinig auto’s, er was bijna niemand op straat. Raymond wist dat dit niet alleen door het barre winterweer was, maar omdat iedereen Kerstmis vierde.
Hij deed zijn best om niet in elke huiskamer binnen te gluren, maar dat was niet gemakkelijk. Hij moest kijken. En dat deed hij dan maar. Het stemde hem niet verdrietig dat hij aan geen enkel van deze taferelen kon deelnemen. Hij was niet verbitterd. Als hij mocht kiezen, dan wist hij het wel. Maar Raymond kon niet kiezen. Hij trok zijn muts nog wat verder over zijn oren en stapte verder.
Over een uurtje zou hij gaan slapen. Hij hoopte dat de wind dan wat ging liggen. Het was koud onder de brug. Hij had wel wat dekens, maar toch waren die niet voldoende. Op zijn weg was Raymond bij een groot flatgebouw aangekomen. Hij voelde aan de deur van de inkomhall. Die was op slot. Hij had er waarschijnlijk toch niet kunnen slapen. Mensen joegen hem weg. Ze wilden geen dakloze in hun inkomhal. Toen viel zijn oog op een grote kartonnen doos die tussen de afvalcontainers stond. Er stond een afbeelding op van een plastic kerstboom. Raymond lachte. Dit kon hij goed gebruiken! De doos was groot genoeg om er tot aan zijn middel in te kruipen. Hij mompelde in zichzelf ‘Prettige feesten!’ en trok de doos naar zich toe.
Wat was dat? Raymond knipperde met zijn ogen. Zag hij dat goed? Er zat een hondje achter de doos. Het keek heel angstig naar Raymond. Raymond wist niet of het hondje bibberde van de kou of uit angst. ‘Wat doe jij daar?’ zei Raymond. Hij lachte omdat hij het gek vond dat hij tegen een hond praatte. Heel rustig stak hij zijn hand uit. Hij maakte sussende geluidjes. Het viel hem op dat het hondje erg mager was.
Raymond wachtte geduldig. Hij wachtte op het moment dat het hondje zijn hand zou besnuffelen. Dan wist hij dat het vertrouwen gewonnen was. Raymond had meteen een zwak voor het beestje. Er waren veel gelijkenissen met hem…
Dan was er dat moment waarop Raymond gehoopt had: het hondje snuffelde voorzichtig en wat wantrouwend aan Raymonds hand. Heel geduldig bleven ze zo zitten. De man hoopte op vertrouwen, de hond wist niet of hij mensen nog kon vertrouwen. Maar deze man was anders. De hond voelde heel wat gelijkenissen. Hij waagde het erop en zette een stap in de richting van Raymond. Dat werd meteen beloond met een zachte, lieve aai op zijn rug. Voor het hondje het goed en wel besefte ging zijn korte staart aan het kwispelen. Het voelde goed. Ook Raymond voelde zich goed. Dit was een mooi moment.
Raymond ging op zijn knieën zitten en deed zijn rugzak open. Hij wist dat hij nog ergens een stuk brood had. Het hondje keek nieuwsgierig naar Raymond. Die haalde het stuk brood te voorschijn en brak er een stukje af. Hij gaf het aan het hondje. ‘Het is niet veel, makker, maar het is alles wat ik heb’, zei Raymond. Het hondje schrokte het gulzig op en vroeg met zijn ogen om meer. Raymond brak zonder aarzelen de rest van het brood in stukjes en voederde het magere straathondje. Toen alles op was, stond Raymond op. Hij zou gaan slapen nu. De wind was gelukkig wat gaan liggen. Die grote doos nam hij mee. Hij aaide het hondje nog eens en nam afscheid.
Raymond stapte glimlachend verder. Momenten als deze verwarmden hem. Hij zou wel wat warmte kunnen gebruiken deze nacht, daar onder de brug van de autosnelweg. Hij luisterde naar zijn krakende voetstappen en keek nog even over zijn schouder. Zou het hondje kou hebben zonder die doos? Raymond bleef staan. Hij voelde zich wat ongemakkelijk. Dan zag hij dat het hondje naast hem stond. Het was met hem meegelopen. Met grote, vragende ogen keek het Raymond aan. ‘Jaja, het is goed’, zei Raymond, ‘je mag blijven!’
Samen stapten ze verder tot aan de brug. Onderweg keek Raymond niet meer binnen in de woonkamers. Hij keek naar het hondje. Onder de brug nestelde Raymond zich in de doos en zijn versleten dekens. Het hondje kwam tegen hem aan liggen. Voorzichtig legde Raymond zijn hand om hem heen. Het hondje gaf hem een lik. Raymond moest er om lachen. Die nacht had hij het niet koud. Raymond had een bijzonder en onbetaalbaar kerstcadeau gekregen. ‘Prettige feesten, vriend!’ zei Raymond voor hij in slaap viel.
Wat een ontroerend kerstverhaal. Ik zou hen beiden meteen uitnodigen om hier de feesten mee te vieren.
BeantwoordenVerwijderenIk hoop dat jullie een warmere kerst hebben.
Slik, wat een mooi verhaal.....fijne kerst voor jou en allen die je lief zijn, groet Roelien
BeantwoordenVerwijderenEn dan voel ik de tranen op mijn gezicht .Zo mooi en ontroerend.
BeantwoordenVerwijderenPrachtige kerstverhaal !!!!!!!Een fijne kerst met allen die je lief zijn en een warme kerstgroet.....Elly.
BeantwoordenVerwijderenmooi
BeantwoordenVerwijderenMooi!
BeantwoordenVerwijderen