“Ik kan niet meer voor je zorgen”, zei ze. Ze had alleen nog oog voor de nieuwe baby. Ik had honger en dorst. “Ze zullen je snel komen halen”, zei ze ook nog. Alsof dat me moest troosten. Ik wist niet wat ik moest denken. Iks keek me aan. Emotieloos. Ze bleef kijken. Dat voelde niet goed. Mama had een tijdje geleden gezegd dat ik bijna naar de kleuterklas mocht. Gaan ze me daarom komen halen? Ik s draaide zich om. Ze moest de badkamer nog poetsen. Als ze er niet meteen aan begon zou mama heel boos worden. En dat deed meestal pijn. Iks schudde haar hoofd toen ze de trap opging. Ze keek nog eens om.
“Mama, wie komt me halen?”, vroeg ik. Ze duwde me weg. “Laat me gerust, ik moet voor de baby zorgen”, zei ze nors. Ik herkende haar niet meer. Sinds Baby er was, keek ze niet meer naar me om. Ik was enkel nog goed om afgesnauwd te worden.
Misschien wist Iks wel wat er aan de hand was. Ik ging naar de badkamer. Iks huilde en keek me nu niet meer aan. “Wie komt me halen, Iks?” Ze haalde haar schouders op en veegde een traan af aan haar mouw. “Mag ik nu naar school, Iks?”, vroeg ik. Ze stopte met poetsen en keek me met een harde blik aan.
“Je mag wel naar school, maar nu nog niet”, zei ze. “Komen ze me daarom halen? Wanneer? Wie?” Iks legde het poetsgerief aan de kant. “Ik wou dat ze mij ook kwamen halen”, zei ze. Meer tranen bengelden over haar wangen. Ik liep op haar af en wou haar troosten. Ze hield me op een afstand. “Wil jij ook graag naar school, Iks?”, vroeg ik. “Gaan we dan samen? Ben je dan terug blij?”
“Ze komen je snel halen en dan zien we elkaar nooit meer”, zei Iks. Beneden begon de baby te huilen. Ik hoorde mama sussende woordjes zeggen. “Wie komt me halen, Iks?”, vroeg ik nog eens. “Dat weet ik niet”, zei Iks, “maar zo gaat het altijd. Als mama een nieuwe baby krijgt, moet je weg. Ze wil je niet meer. Mama wil alleen maar baby’s.” Ik keek haar aan, begreep het niet. “Maar waar moet ik dan naar toe, Iks?” Ze pulkte aan het etiketje van de poetsdoek. “Ik weet het niet”, zei ze. “Als ze een kind komen halen, moet ik naar de kelder en moet ik heel stil zijn, anders krijg ik straf. En dat doet pijn. Als ik uit de kelder mag, is het kind weg en is mama dolgelukkig. Ze heeft dan tijd voor de baby. Meestal verhuizen we even later dan ook.”
Wat zei Iks daar toch allemaal? Welke kindjes waren weg? Ik begreep er niets van. “En jij blijft wel bij mama?”, vroeg ik. “Ik was de eerste”, zei ze. “Ik moet poetsen en eten maken. Kwamen ze mij ook maar halen. Het kan me niet schelen waar ze me naar toe brengen. Ik wil hier weg.” Ze liet haar schouders nog dieper zakken terwijl ze zuchtte. Daarna begon ze onbedaarlijk te huilen. Heel voorzichtig legde ik mijn hand op haar arm. Haar hele lijf schokte.
Ik begreep haar woorden niet, maar haar verdriet begreep ik wel. Ik mocht haar knuffelen. Dat voelde zo goed. Mama had dat al lang niet meer gedaan. Iks deed dat nooit. Behalve nu. De baby was stil. Ineens was er die overweldigende stilte. Iks keek me aan. “Ik wil hier weg”, smeekte ze.
Toen galmde er telefoongerinkel door het huis. Iks haar adem stokte. Haar vingers klemden zich om mijn dunne arm. Het deed pijn. Even later riep mama: “Iks, maak dat je in de kelder zit. Ze komen!”
Wel heel erg triest verhaal vandaag... past wel een beetje bij het weer.
BeantwoordenVerwijderenAch, gossie. Wat verdrietig en wreed.
BeantwoordenVerwijderenAh jakkie ...
BeantwoordenVerwijderenJa zo gaat dat! Daarom moet je je kat ook laten steriliseren. Voor ieder jong poesje dat geboren wordt en in leven blijft komt een oudere kat op straat terecht. Het leven is hard!!
BeantwoordenVerwijderenHeerlijk verhaal!