woensdag 11 januari 2012

Transparant



Ik ben onzichtbaar. Nu weet ik het zeker. Helemaal onzichtbaar. Eerst twijfelde ik nog, maar nu ben ik zeker. Niemand ziet me. Het is bevreemdend te weten dat men door je kijkt, je niet ziet.

Het overkwam me de afgelopen weken al een paar keer. Je hebt het misschien zelf al eens meegemaakt?  Je ziet iemand op je afkomen. Je herkent die persoon en je glimlacht al. Je kent die persoon net niet goed genoeg om enthousiast te stoppen en te babbelen, maar een gulle lach en ‘hey, hoe is het met jou?’ zal er zeker in zitten. Maar dat komt niet. Vol verwachting sta je op het punt die persoon te kruisen, maar er gebeurt niets. Je wordt voorbijgelopen zonder enige herkenning.

Vandaag werd mijn vermoeden bevestigd. Ik ben er niet meer. Men ziet mij niet meer. Ik maakte een lange wandeling door de stad. Het is een kleine stad, waarin ik al vele jaren vertoef. Men kent mij. Men begroet mij in mijn stad. Maar vanaf vandaag niet meer. Men ziet mij niet.

Er kwam weer iemand in tegengestelde richting op me af. Het voetpad was redelijk smal en tegen de gevels stonden fietsen. Het zou krap worden om elkaar te kruisen. Dus ik wist zeker dat er een ontmoeting zou zijn. Ik keek er naar uit. Het was iemand die ik graag had. Op het moment dat we bijna schouder aan schouder waren, gebeurde het. Ik kwam tot het besef dat ik onzichtbaar was. Ik stond aan de grond genageld en keek achter me. De persoon liep gewoon verder, was niet uitgeweken, had niets gemerkt. Aarzelend keek ik naar mijn borst, mijn buik, mijn benen, mijn voeten. Ik zag ze. Ze waren er. En toch leek het leek wel alsof die persoon dwars door me heen gestapt was.

Ik liep verder, met een onzichtbaar hoofd vol dikke, nadrukkelijke vraagtekens. Elke stap die ik zette, hoorde ik. Mijn hakken tikten vastberaden op de stoeptegels. Ik was er. Of toch niet? Toen ik opkeek, kwam er weer een oude bekende op me af. Ik besloot stil te staan. Zo zou ik meer opvallen. Bijna smekend keek ik in zijn ogen: ‘zie je mij? Alsjeblieft, zie mij!’ Maar ook hij liep mij voorbij, geen blik kreeg ik. Het grote niets doemde voor me op.

Mijn stad leek me af te stoten. Ik hoorde hier niet meer. Het getik van mijn hakken vertraagde. Het werd stil rondom me. Alle geluid viel weg. Ik keek rond. De beelden op mijn netvlies verstarden. Ik keek naar een stilleven. De wind blies een lok haar in mijn ogen. Ik draaide me om naar een winkeletalage en wou mijn haar terug netjes leggen. Ik zocht mijn spiegelbeeld in het glas. Het was er niet. Men zag mij niet. Ik was er niet meer.





6 opmerkingen:

  1. Angstaanjagend knap geschreven.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ja, dat is het juiste woord; angstaanjagend.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Niet gezien worden overkomt ons allen wel eens, maar het verliezen van je spiegelbeeld............

    BeantwoordenVerwijderen
  4. ..... en toen werd je wakker, sprong uit bed, liep recht naar de badkamer, druktje jouw neus tegen de spiegel en.... oeffff, je zag een verfomfaaide dame met slaapdronken oogjes en de haren in alle richtingen, maar jij was wel degelijk die dame in de spiegel! Eind goed, al goed!
    Leuk en goed geschreven verhaal! ;-)

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Misschien niet zo erg dat je onzichtbaar bent...even. Erger zou het zijn wanneer je dat niet was en je toch gezien zou zijn. Nu kijken wat je hiermee kunt...onzichtbaar zijn..dat biedt ook weer mogelijkheden, nietwaar ? Warme groet, Mieke.

    BeantwoordenVerwijderen

Reactie krijgen op een schrijfsel is het teken dat je gelezen wordt! Dank je wel hiervoor!