Het regent. Hele fijne, voorzichtige druppels. Dat is niet zo abnormaal in november. Maar de regen in november doet me telkens weer pijn. Elke druppel lijkt gaten te branden in mijn ziel. Het zijn wonden die zichzelf verder openrijten en vreselijk prikken. Het gevoel is bijna ondraaglijk.
Ik weet dat jij daar ook ergens loopt. Misschien voel je wel hetzelfde als ik. Of nee, toch niet. Ik ben alleen zeker over wat ik zelf voel. Ik weet dat niets voor eeuwig is. En ik weet dat november over enkele dagen voorbij zal zijn. Waarschijnlijk regent het bij jou ook, vallen de druppels ook op jou neer.
Soms denk ik dat we enkel de putten van de tijd proberen te dempen, bij gebrek aan iets anders. Uit angst om gevoelens in te vullen. Omdat we misschien de juiste tinten niet vinden. Omdat we misschien wel bang zijn om buiten de lijntjes te kleuren.
Hier, wandelend in de regen, kom ik tot het besef dat het enige dat ik echt bezit de tijd is. Ik doe er mee wat ik wil. Ik kan hem alleen niet verlengen of verkorten. En eeuwigheid is niet kneedbaar. Maar ik besteed hem naar eigen goeddunken. Vandaag is dat wandelen in de regen.
Ik hou niet van regen, integendeel. Toch had ik het even nodig om alleen te zijn. Alleen met mezelf. Maar dat lukte niet. Al die gedachten vergezelden me. Ze holden achter me aan, in paniek dat ik hen zou achterlaten. Sommigen renden me zelfs voorbij, maar ik deed geen moeite om ze in te halen. Af en toe probeerde ik een onverwacht zijwegje, om hen af te schudden, maar het was tevergeefs. Ik was niet alleen, hoe graag ik dat ook zou willen.
En jij? Waar loop jij nu? Zijn mijn gedachten tot bij jou gehold? Heb je ze herkend? Of heb je ze, als een natte hond, van je afgeschud, ver weg, zodat je ze snel vergeten bent. Zodat je ziel geen stof tot nadenken krijgt.
Ik nam teveel zijwegjes. Ineens kwam het besef dat ik niet wist waar ik was. Rondom mij was enkel veld. In de verte drong een bos zich op. Dikke wolken pakten zich bijeen. De avond kondigde zich al een beetje aan. De schemerzone, die de dag afsluit, kroop over de kasseiweg waar mijn besluiteloze voeten op stonden. Ik draaide me om. Dezelfde weg terug? De schaduwen werden langer. De bomen leken zich over mij te buigen. Het was geen dreigen. Het was bescherming tegen de druppels.
Het daglicht verdween. Zwart omringde me. Boven me zag ik vaag nog wat kleurnuances in de wolken. De vogels zwegen. Het enige geluid dat hoorbaar was, waren mijn voetstappen. Op zoek naar de weg terug. De weg naar huis. Naar mezelf.
Misschien kom ik je onderweg wel tegen. Misschien ook niet. Misschien reik je me de hand en zoeken we de weg samen. Maar misschien ook niet.
Het regent voor ons beiden. De pijn is anders. Doorweekt of niet. Niets is voor eeuwig. Maar over enkele dagen is het december…