Dag 12, vrijdag
17 april 2020
Het zag er even naar uit dat ook
vandaag de pagina’s in mijn dagboek blanco zouden blijven, net zoals gisteren. Maar
ik had daarnet beloofd het goed te maken. Ik doe een poging…
Net voor ik begon te schrijven vroeg
ik me af wat jullie, de lezers, willen lezen.
Natuurlijk heb ik daar geen antwoord op. Maar ik kan me ook inbeelden
dat je niet echt zit te wachten op een opsomming van de taken, klussen,
vergaderingen, stappenplannen, telefoons, mails, vragen en nog zo veel meer
dingen die mijn dag vullen. En sorry, maar met dit schrijven misbruik ik jullie
ook een beetje om te ventileren.
Gisteren en vandaag waren zo druk en
vooral zo lang. Om 7u30 op school zijn en er om 18u30 vertrekken. In de
paasvakantie. Nochtans vliegen de uren voorbij. Ik heb er zelfs te kort in een
dag. Maar het is zo. En het moet even.
Maandag is zo een beetje D-day. De eerste
dag van het echte online lesgeven. Het lijkt allemaal zo simpel: alle kinderen
zetten hun computer aan en volgen les. Zo gaat het in de ideale wereld. In een
centrumschool zoals de onze is dat een utopie. Vermoedelijk in nog veel meer
scholen in België. Ik maak me geen illusies.
In deze paasvakantie verzamelden we
alle bruikbare laptops en tablets die in de school aanwezig waren. Ze werden
nagekeken, gelabeld en in orde gezet. Nu maandag in de voormiddag worden ze
uitgeleend. Maar wat ben je met amper 20 laptops in een school van bijna 500
kinderen? Met het geven van een laptop aan een kind is het probleem ook niet
opgelost. Is er internet thuis? Kan het kind of de ouders ermee aan de slag?
Bijkomend probleem: verstaat het kind voldoende onze taal om op afstand de
lessen te volgen? Wat als het grote gezin in één kleine kamer woont en het kind
zo moet les volgen? Wat als er 5 kinderen in het gezin een laptop nodig hebben?
Eigenlijk zijn het geen vragen. Het zijn feiten. We zien ze elke dag op school.
Hoe hard ik er ook over pieker, ik kan dit niet oplossen. ‘Leg je erbij neer’,
hoor ik dan.
Maar hoe doe je dat, je ‘erbij
neerleggen’? Als je weet dat net de kinderen, die het meeste nood hebben aan
onderwijs, nu uit de boot zullen vallen. Dat hun achterstand te groot zal
worden. Dat je hen niet kan bereiken. Dat ze nu waarschijnlijk zelfs geen
Nederlands meer horen.
Als je, zoals ik, visueel bent
ingesteld, zie je een grote gapende kloof…
Ik kan het niet oplossen. Dat kan
niemand. We waren hier niet op voorzien. Toch is het geen troost. Het helpt me
niet om me ‘erbij neer te leggen’. Maar het is wel stof tot nadenken voor de
toekomst. Niet alleen voor mij, want ik heb al veel nagedacht.
Als degenen die de beslissingen nemen
over hoe het onderwijs in coronatijd er moet uitzien nu maar eens kwamen
kijken. Een dagje meedraaien. Zelf de ouders te woord staan. De telefoons
beantwoorden. Met handen en voeten uitleggen hoe het nu zit. De leerkrachten
zoveel mogelijk proberen te ondersteunen. De kinderen in de noodopvang bezig
houden. En nog zoveel meer. In de vakantie. Van 7u30 tot 18u30. En daarna wat
harder nadenken over de toekomst…